Dertig tot vijftig procent van de vrouwen krijgt ooit te maken met een verzakking. Daarbij zakken de voorwand van de vagina en de blaas naar buiten, wat vaak gepaard gaat met plasproblemen. Ook het aantal vrouwen dat last krijgt van ongewild urineverlies, schommelt rond vijftig procent. Via de huisarts komen ze bij de uroloog of de gynaecoloog terecht. Hoe weet je als patiënt bij wie je het best aanklopt? ‘Dat is niet altijd zwart-wit’, zegt gynaecoloog dr. Sascha Vereeck. ‘Zelf behandel ik bijvoorbeeld eenvoudige problemen van ongewild urineverlies, maar voor complexere zaken is de uroloog meer aangewezen. Omgekeerd stuurt de uroloog patiënten naar ons als een plasprobleem met een uitgebreide verzakking gepaard gaat. We verwijzen heel laagdrempelig door.’
Op maat van elke patiënt
Elke patiënt krijgt een behandeling op maat, naargelang het probleem en aangepast aan de persoonlijke voorkeur. ‘Aangezien elke patiënt anders is, bestaat er niet zoiets als één goede aanpak’, legt Sascha Vereeck uit. ‘Al dan niet een operatie, al dan niet een verwijdering van de baarmoeder, een ingreep via de vagina of langs de buik: bijna altijd zijn er meerdere opties. Daarvan willen wij er zoveel mogelijk aanbieden.’
Om het scala aan behandelingen te vergroten, trekt Sascha Vereeck voor een fellowship van twee jaar naar Australië, waar ze nieuwe technieken onder de knie wil krijgen om ze ook in het UZA toe te passen. Eén daarvan is het gebruik van de fascia lata, bindweefsel uit het bovenbeen, om een verzakking te corrigeren. Een andere relatief nieuwe techniek die de dienst gynaecologie nu al standaard toepast, is bekkenbodemechografie. Via een uitwendige echo brengt de arts onder meer de blaas, de baarmoeder, de endeldarm, de kringspier en de bekkenbodemspieren volledig in beeld. In België hebben nog maar een drietal centra die techniek in huis.
Nauwe samenwerking, vlotte doorverwijzing
Vanwege de raakvlakken tussen gynaecologie en urologie werken de diensten nauw samen. Sascha Vereeck: ‘Naast een vlotte doorverwijzing is er ook veel laagdrempelig overleg en doen we gezamenlijk aan onderzoek.’ (zie kaderstuk).
Voor sommige ziektebeelden binnen de twee vakdomeinen is er al langer een goed lopende multidisciplinaire samenwerking in het UZA. Een mooi voorbeeld daarvan is de Klein Bekken Kliniek, die complexe problemen van het kleine bekken behandelt. Meestal gaat het ook hier om ongewild urineverlies en verzakkingen, maar ook om ontlastingsproblemen, en nog vaker om een combinatie daarvan. Het team, dat bestaat uit urologen, gynaecologen, maagdarmspecialisten, maagdarmchirurgen en andere specialisten, houdt wekelijks multidisciplinair overleg en heeft een multidisciplinaire raadpleging. ‘Voor ons urologisch-gynaecologisch team is de samenwerking nog pril, maar zo’n gestroomlijnde aanpak kan veel voor de patiënt betekenen’, zegt uroloog dr. Tim Brits.
Ook endometriose bevindt zich vaak op het raakvlak van gynaecologie en urologie. Die aandoening wordt behandeld door het endometrioseteam van het UZA, waarbij naast de diensten gynaecologie en urologie nog tal van andere specialisten betrokken zijn.
Plasproblemen na ingreep
Uit onderzoek dat het UZA in samenwerking met Australische artsen uitvoerde, blijkt dat na een verzakkingsoperatie vijf à tien procent van de patiënten nieuwe plasproblemen ontwikkelt. Om beter te kunnen voorspellen welke vrouwen problemen zullen krijgen en die klachten waar mogelijk te voorkomen, zetten de diensten gynaecologie en urologie de PROVOID-studie op poten.
‘Die studie is prospectief, wat betekent dat we een geselecteerde groep patiënten volgen doorheen de tijd’, verduidelijkt dr. Sascha Vereeck. ‘We zien de deelnemers voor hun operatie en vervolgens zes weken, zes maanden en een jaar na de ingreep. Op termijn hopen we de patiënten beter te kunnen begeleiden en met een aangepaste behandeling het aantal plasproblemen na een ingreep te verminderen.’
Operaties met eigen weefsel
Als nieuwe evoluties binnen hun domein kijken Sascha Vereeck en Tim Brits vooral naar de sterke afname van operaties met materiaal uit kunststof, zoals het zogenaamde “netje” om de urineleider te ondersteunen. ‘In Engeland, Australië en de Verenigde Staten staat het gebruik van lichaamsvreemd materiaal als behandeling van urineverlies sinds 2013 ter discussie’, legt Tim Brits uit. ‘Daardoor werken artsen daar vaker met lichaamseigen materiaal, zoals vroeger ook bij ons meer gebruikelijk was.’
Twee voorbeelden daarvan, naast de hierboven vermelde verzakkingsoperatie, zijn het gebruik van het peesblad van de buikspier, de fascia-sling genoemd, en het vastmaken van een peesblad van de bekkenbodem aan de bekkenring, de zogenoemde Burchoperatie. Tim Brits: ‘Ook bij ons passen urologen en gynaecologen die technieken al langer toe na gefaalde ingrepen, maar de laatste jaren bieden ze ze meer en meer als voorkeurtherapie aan.’ Operaties met eigen weefsel hebben als nadeel dat bindweefsel op wat latere leeftijd vaak verzwakt is, maar ze geven wel een kleinere kans op complicaties. ‘Door die tendens grijpen we steeds vaker terug naar oude operaties, die we nieuw leven inblazen’, zegt Tim Brits.
In de toekomst wil het UZA nog meer inzetten op preoperatieve planning en een actievere opvolging van uro-gynaecologische klachten. Tim Brits: ‘Veel vrouwen krijgen na een ingreep vroeg of laat opnieuw klachten. Die problemen willen we vaker op het spoor komen, zodat we de patiënt in kwestie vroeger en correcter kunnen behandelen en zo nodig doorverwijzen naar de juiste collega.’
‘Urineverlies hoort er niet bij’
Ook het bespreekbaar maken van ongewild urineverlies blijft een grote uitdaging. ‘Er is enerzijds veel schaamte en anderzijds de misvatting dat zaken als ongewild urineverlies er vanaf een zekere leeftijd gewoon bij horen. Nochtans hoeft geen enkele vrouw die problemen voor lief te nemen’, beklemtoont Tim Brits. In de praktijk is er bijna altijd een oplossing. ‘Dat hoeft zeker geen operatie te zijn’, vult Sascha Vereeck aan. ‘In eerste instantie proberen we de klacht zonder ingreep te verhelpen, vaak met bekkenbodemkinesitherapie of een pessarium. Pas als dat niet helpt, kan een vrouw voor een operatie kiezen.’
Van alle vrouwen met een verzakking ondergaat maar dertien tot negentien procent vroeg of laat een ingreep. ‘Er zijn vrouwen die liever geen ingreep willen, en dat is prima. Pas als hun levenskwaliteit eronder lijdt en een niet-operatieve behandeling niet volstaat, is het verstandig om alsnog tot chirurgie over te gaan’, aldus nog Sascha Vereeck.