In België vinden elk jaar zo'n 110 longtransplantaties plaats. Als alles goed gaat, krijgen de patiënten hun leven terug. 'Als je die mensen een jaar na hun operatie op straat tegenkomt, zou je niet zeggen dat ze zo'n zware ingreep hebben doorstaan', zegt prof. dr. Hanneke Kwakkel-van Erp. 'Ze zien eruit als jij en ik, kunnen weer werken, sporten, met hun kleinkinderen spelen ...'
Het UZA is een van de vier centra in België waar longtransplantaties plaatsvinden. De eerste longtransplantatie in het UZA dateert van 1997. Daarnaast heeft het ziekenhuis veel ervaring met andere orgaantransplantaties. 'Patiënten die in aanmerking komen voor een longtransplantatie, zijn in de eerste plaats mensen met een vergevorderd stadium van mucoviscidose, chronisch obstructief longlijden (COPD) of longfibrose, een ziekte waarbij er zich uitgebreide littekens vormen in de longen', legt Kwakkel-van Erp uit. 'Omdat het aantal donoren beperkt is, willen we elk orgaan goed benutten. Daarom behandelen we alleen patiënten die enerzijds zonder donorlong niet lang meer te leven hebben, maar die anderzijds in een voldoende goede conditie zijn om de ingreep te doorstaan. Daarom is er ook een heel uitgebreide screening.'
Gaandeweg wordt de patiënt echt een deel van het team.
Voor de patiënten is het hele traject erg intensief. 'Die mensen kijken de dood in de ogen. Ze moeten op ons kunnen vertrouwen en vice versa. Gaandeweg worden ze echt een deel van het team', zegt Kwakkel-van Erp.
De klok tikt
Bij een longtransplantatie komen ontzettend veel zorgverleners kijken. 'Dat zijn er gemakkelijk honderd', schat Kwakkel-van Erp. 'Transplantatiecoördinatoren, longartsen, chirurgen, anesthesisten, intensivisten, verpleegkundigen, kinesitherapeuten, apothekers, sociaal werkers, de psychologe ... Tot en met de schoonmaakploeg die ervoor zorgt dat de patiënt met zijn of haar sterk verlaagde afweer in een kraaknette kamer ligt. Iedereen is erg betrokken.'
De ingreep zelf is erg complex. Twee à drie chirurgen, anesthesisten en verpleegkundigen staan tijdens die cruciale uren zij aan zij aan de operatietafel. 'Omdat we de donorlongen binnen de zes à acht uur moeten implanteren, tikt de klok', zegt chirurg dr. Suresh Krishan Yogeswaran. 'Eén team gaat de longen bij de donor verwijderen, een tweede team start al met de voorbereiding van de patiënt in het UZA en tot slot is er de transplantatie zelf. Dat is bijna altijd een dubbele longtransplantatie. Het is een heel delicate onderneming: zo moet de patiënt tijdens de operatie een korte tijdspanne overbruggen met maar één long, met ondersteuning van de beademingsmachine. Niet vanzelfsprekend voor zulke kwetsbare patiënten. Toch is de kans op overlijden tijdens de ingreep gelukkig erg klein.'
Nog steeds sterven er patiënten terwijl ze op de wachtlijst voor donorlongen staan.
Vooral de maand na de operatie is spannend, vanwege de relatief hoge kans op afstoting en infecties. Het hele team moet dan alert zijn op problemen en indien nodig snel kunnen reageren. 'Dat mag je gerust topsport noemen, voor alle disciplines', zegt Kwakkel-van Erp. De behandeling is altijd maatwerk omdat elke patiënt anders reageert.
Tekort aan donoren
Een heikel punt blijft het tekort aan donoren. Nog steeds sterven er patiënten op de wachtlijst. Kwakkel-van Erp: 'Daarom transplanteren we vandaag ook organen waarvan we vroeger dachten dat die niet geschikt waren. Zo gebruiken we soms longen van rokers of van iets oudere donoren. Intussen weten we dat ook die perfect bruikbaar zijn: die patiënten doen het vaak erg goed.' Een andere tendens is donatie na hartstilstand: het gaat dan niet om hersendode patiënten, maar om zwaar zieke patiënten die aan de beademing liggen en voor wie behandeling geen zin meer heeft. In overleg met de familie kan de arts dan beslissen om de behandeling te staken en hun organen meteen na hun overlijden weg te laten nemen.
Het blijft warm aanbevolen om je te laten registreren als donor. In principe is iedereen die bij leven geen verzet aantekende een mogelijke orgaandonor, maar in de praktijk houden artsen altijd rekening met de wensen van de familie.
Op dit moment bedraagt de overleving na een longtransplantatie gemiddeld acht à tien jaar. 'Die relatief slechte prognose heeft onder meer te maken met het feit dat longen rechtstreeks in contact staan met de buitenlucht, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het hart. Dat verhoogt de kans op infecties', zegt longarts dr. Veronique Verplancke. Het eerste jaar overlijdt 20 % van de patiënten. Verplancke: 'Daar staat tegenover dat patiënten die die eerste periode goed doorstaan, gemiddeld een stuk langer dan tien jaar leven. Maar dan nog: we willen die cijfers natuurlijk zien verbeteren.'
Er is zeker nog verbetering mogelijk, denkt het team. Kwakkel-van Erp: 'Tien jaar geleden bedroeg de gemiddelde overleving na een longtransplantatie maar vijf à acht jaar. Zo snel gaat het. En nu al zijn er patiënten die 25 jaar of zelfs langer in leven blijven. Wij willen uiteraard weten hoe dat komt. Via onderzoek en ervaring willen we de overleving verder doen stijgen.'