Het UZA kreeg in 2018 als eerste ziekenhuis in Vlaanderen een internationale erkenning als level 1 traumacentrum. Dat betekent dat het UZA de nodige infrastructuur en mensen in huis heeft om de klok rond hoogwaardige traumazorg te verlenen. Aan de erkenning ging een audit vooraf van de Duitse Vereniging voor Traumatologie (DGU), een wetenschappelijke vereniging die traumacentra beoordeelt. 'Vereisten om zo'n erkenning te krijgen, zijn onder meer dat je op elk moment twee slachtoffers met een ernstig trauma moet kunnen opvangen', zegt urgentiearts dr. Philip Verdonck. 'Niet alleen de spoedafdeling, maar ook het operatiekwartier, de beeldvorming en intensieve zorg zijn daarop georganiseerd. Ook moeten we te allen tijde een angiografie kunnen uitvoeren om grote bloedingen te kunnen stoppen. Bij die ingreep wordt een katheter, een dun buisje, via de lies tot in een slagader gebracht.'
Code rood
De opvang van ernstig gekwetste slachtoffers gebeurt via vaste procedures die met alle disciplines zijn overeengekomen. 'We delen elk trauma in volgens ernst, op basis van de vaststellingen van het team ter plaatse', legt spoedverpleegkundige Harald Horions uit. 'Bij code rood, de hoogste categorie, laten we nog voor de aankomst van de patiënt een operatiezaal in orde brengen en de nodige chirurgen en specialisten oproepen.'
'Vanaf 2019 blijft een nieuwe urgentiezaal voorbehouden voor dringende ingrepen'
Niet onbelangrijk is ook dat patiënten al op de spoed een bloedtransfusie kunnen krijgen. Ook kunnen artsen in de reanimatiezaal bloedstollingstests uitvoeren en op basis daarvan medicijnen toedienen om een bloeding sneller onder controle te krijgen.
Eerste uur cruciaal
Het eerste uur na een zwaar ongeval bepaalt sterk de verdere afloop. Het spoedteam moet dan ook snel en trefzeker kunnen handelen. Dat vraagt om een doorgedreven opleiding. 'Eén of twee keer per maand organiseren we daarom een trauma-avond voor verpleegkundigen en artsen in opleiding, met theorie en scenariotraining', zegt Horions. 'Dat gebeurt in het skills lab van het UZA, een ruimte met een nagebouwde patiëntenkamer en operatiezaal. De training is intensief en duurt vier uur. Onze medewerkers volgen ze één keer per jaar.'
De opleidingen staan ook open voor verwijzende ziekenhuizen. Soms organiseert het UZA opleiding voor een specifiek ziekenhuis. 'We willen ook de andere ziekenhuizen meekrijgen in dit verhaal', legt Verdonck uit. 'Als supraregionaal traumacentrum bestrijken we een groot gebied. Bij zo'n 80 % van onze traumapatiënten gebeuren de eerste zorgen door een ander MUG-team. Die teams krijgen nadien van ons binnen de 24 uur een verslag van onze verdere behandeling en feedback over hun eigen zorg.'
Meteen onder het mes
Ook voor het operatiekwartier vormt de opvang van traumapatiënten een hele uitdaging. Een op de twee patiënten met een code rood-trauma gaat bij aankomst rechtstreeks naar de operatiezaal, zonder bijkomende onderzoeken. Er moet dus altijd een zaal beschikbaar zijn. 'Begin 2019 nemen we een urgentiezaal in gebruik die voorbehouden blijft voor dringende ingrepen', zegt anesthesist dr. Bart Embrecht. 'Daar horen ook operaties na een zwaar ongeval bij. Daarnaast kunnen we indien nodig schuiven in het operatieprogramma. Aangezien we meerdere operatiezalen hebben die geschikt zijn voor trauma-ingrepen, kunnen we altijd heel snel een zaal vrijmaken. En dankzij een uitgekiend wachtsysteem kunnen we naast een anesthesist ook altijd verschillende operatieverpleegkundigen oproepen die gespecialiseerd zijn in het soort verwondingen dat het slachtoffer heeft.'
Binnen de 48 uur komt ook de revalidatie-arts al langs
Kort na de opname neemt het spoedteam zelfs al contact op met het pijncentrum en de revalidatie-afdeling, die binnen de 48 uur een arts laten langskomen. Zo zijn ook zij vanaf het begin betrokken en kunnen ze snel anticiperen op eventuele problemen. Traumapatiënten komen het vaakst terecht op de afdelingen orthopedie, neurochirurgie en thorax- en vaatheelkunde. Ook de verpleegkundigen van die afdelingen hebben de handen vol met de zwaar gekwetste patiënten: ze hebben immers vaak verschillende soorten kwetsuren, bijvoorbeeld een uitgebreide wonde bovenop een complexe breuk.
Alle specialisten samen
Intussen blijft het UZA zijn traumazorg verder ontwikkelen. Zo is er sinds enkele maanden een wekelijkse multidisciplinaire vergadering waarbij alle betrokken specialisten de zwaarst gekwetste patiënten bespreken. Het gaat dan over patiënten met verwondingen waarbij meerdere disciplines komen kijken, bijvoorbeeld de combinatie van een ernstig hoofdtrauma met een longbloeding. 'Vroeger overlegden in dat geval de neurochirurg en de thoraxchirurg ook al met elkaar, maar zeker als er meerdere specialisten bij de behandeling betrokken zijn, dreigt er al eens informatie verloren te gaan', zegt thorax- en vaatchirurg dr. Suresh Krishan Yogeswaran. 'Nu zitten we elke maandag met alle disciplines samen: spoed, orthopedie, neurochirurgie, thorax- en vaatheelkunde, abdominale heelkunde, het pijncentrum, intensieve zorg, revalidatie en patiëntenbegeleiding. We bekijken dan wat er moet gebeuren, naar welke afdeling de patiënt na zijn verblijf op intensieve zorg moet gaan, in hoever de revalidatie al kan starten ... Zo is alles voor iedereen meteen duidelijk.'
Leren uit de cijfers
De Duitse Vereniging voor Traumatologie (DGU) heeft een internationaal register waarin ze gegevens rond traumazorg verzamelt. Het UZA gebruikt die data om haar zorg verder te verbeteren. 'Als erkend DGU-traumacentrum krijgen we jaarlijks een verslag uit dat register met informatie over de kwaliteit van onze zorg', zegt spoedarts dr. Philip Verdonck. 'Zo weten we dat 90 % van onze traumapatiënten na aankomst binnen de 30 minuten naar de CT-scanner kan, wat een mooie score is. Maar we krijgen ook feedback over uitgevoerde behandelingen. Uit het verslag bleek bijvoorbeeld dat er bij een ernstige bekkenbreuk niet vaak genoeg een bekkenspalk werd aangebracht. Door daarover terug te koppelen naar onze eigen medewerkers en de verwijzende ziekenhuizen hebben we dat percentage in een jaar tijd verdubbeld. Kwaliteitscontrole loont dus wel degelijk.' Ook onderzoekers kunnen uit het register putten voor wetenschappelijke studies, nodig om de traumazorg te verbeteren.