In 2005 werd in het UZA voor het eerst een excor ingeplant: een kunsthart dat de pompfunctie van het hart overneemt. Een patiënt kan er maanden of zelfs jaren op overleven. ‘De wachttijd voor een donorhart bedraagt meestal zes maanden tot een jaar,’ zegt prof. dr. Inez Rodrigus. ‘Een kunsthart is soms broodnodig om die periode te overbruggen. Sommige patiënten zijn ook te ziek voor een transplantatie en kunnen dankzij de excor voldoende recupereren om de operatie aan te kunnen.’
Psychologisch zwaar
De excor wordt gebruikt in heel uiteenlopende gevallen. ‘Sommige patiënten op de wachtlijst gaan steeds verder achteruit. Ze moeten voortdurend binnenkomen voor allerlei ondersteunende therapieën. Doordat hun hart slecht pompt, krijgen ze uiteindelijk problemen met de nieren, de lever… en dan moeten we ingrijpen. Maar er zijn ook patiënten die na een infarct urgent aan de hart-longmachine moeten. Soms recupereert een hart dan, maar soms ook niet. Als ze neurologisch in orde zijn, dan komen ze op de transplantatielijst en krijgen ze in afwachting een excor.’ Het klinkt misschien eenvoudig, maar voor een patiënt is zo’n excor erg confronterend en psychologisch zwaar. ‘Zeker als een patiënt na een spoedoperatie onvoorbereid ontwaakt met zo’n externe pomp op zijn buik.’
32 excors, 20 transplantaties
In het UZA brengen de patiënten gemiddeld 136 dagen aan de excor door. Het record is precies een jaar. Er is een excor met een vaste aandrijfconsole, maar er bestaat ook een mobiel model waarmee de patiënt naar huis kan, als hij daar voldoende ondersteuning heeft. ‘We hebben in totaal al 32 excors geïmplanteerd. Daarvan zijn er twintig mensen getransplanteerd. Die zijn allemaal nog in leven. Negen mensen zijn ondanks de excor overleden.’
Met een excor zou je ook hartpatiënten die niet in aanmerking komen voor transplantatie nog een tijd in leven kunnen houden. ‘Die zogenaamde destination therapy wordt echter nog niet terugbetaald. Dat is alleen het geval als het in afwachting van een transplantatie gebeurt. Er worden door het Riziv per jaar maar dertig dergelijke behandelingen terugbetaald, voor heel België. In het UZA hebben we er dit jaar al vijf gehad.’
Zuurstoftherapie en beademing
Longziekten als emfyseem (COPD), longfibrose, mucoviscidose en pulmonale hypertensie kunnen na verloop van tijd uitmonden in een longtransplantatie. Van alle transplantaties heeft longtransplantatie echter de laagste overleving. Na vijf jaar is nog zo’n 65 % van de getransplanteerden in leven. Prof. dr. Paul Van Schil: ‘In tegenstelling tot andere organen komen longen niet in een steriele omgeving terecht. We ademen immers voortdurend van alles in: virussen, bacteriën, toxische stoffen… waardoor afstoting en infectie al snel op de loer liggen.’ Weinigen komen ook in aanmerking voor longtransplantatie. ‘De levensverwachting moet lager zijn dan twee jaar, maar langs de andere kant mag de patiënt ook niet té ziek zijn.’
Fit voor de operatie
Zo goed als iedereen die op de wachtlijst staat voor een long, krijgt zuurstoftherapie. Door hun longziekte nemen de patiënten immers te weinig zuurstof op. Dr. Bjorn Dieriks: ‘Mensen met COPD hebben vernauwingen in de longen, mensen met fibrose hebben verlittekening zodat de zuurstof minder goed wordt opgenomen. In de lucht zit normaal gezien 21 % zuurstof. Door via een neusbrilletje of een masker het gehalte zuurstof in de ingeademde lucht te verhogen, kun je ervoor zorgen dat er meer zuurstof wordt opgenomen.’
Nog een stap verder is niet-invasieve beademing, veelal via een masker. Dan wordt lucht onder druk in de luchtwegen geblazen. Meestal gebeurt dat enkel ’s nachts. ‘Beademing is niet eenvoudig. De patiënt moet de machine in zijn plaats laten ademen. Je moet je kunnen overgeven en voor een deel van de patiënten is dat heel moeilijk.’
Voor zuurstoftherapie bestaan er bovendien draagbare systemen, zodat patiënten mobiel kunnen blijven en kunnen revalideren. Zo kan de patiënt in betere conditie geraken voor de transplantatie. ‘Ook mentaal maakt het een verschil: je bent minder versuft als je lichaam meer zuurstof krijgt.’
Na nier- nu ook leverdialyse
Patiënten wiens nierfunctie afneemt of uitvalt, gaan al decennia aan de kunstnier of nierdialyse. Sinds kort past het UZA ook leverdialyse toe. Als een lever het acuut laat afweten, kan op die manier tijd worden gewonnen tot er een donorlever beschikbaar is. Leverdialyse neemt niet alle leverfuncties over. Wel worden afvalstoffen uit het bloed verwijderd die de zieke lever niet meer zelf kan opruimen. In het UZA gebeurde het in 2008 bij tien patiënten, in het kader van een studie waarbij in totaal 26 patiënten betrokken waren. Tien daarvan werden met succes getransplanteerd, zes konden van de acute wachtlijst worden gehaald, tien anderen zijn ondanks de leverdialyse toch overleden.