Johnny Van der Straeten, gedelegeerd bestuurder
Prof. dr. José Ramet, diensthoofd pediatrie
In het nieuwe centrum staan moeder en kind centraal. Wat betekent dat concreet?
Johnny Van der Straeten: ‘We organiseren de zorg consequent rond de patiënt, en niet omgekeerd. Neem nu dat er een vermoeden is van een genetische afwijking bij een ongeboren kindje. De moeder zal in het centrum zelf bij een geneticus terechtkunnen, om in overleg met de gynaecoloog prenataal onderzoek te doen. Ze kan vervolgens in het centrum bevallen, indien nodig op de maternal intensive care (MIC). Daarna gaat het kindje mee naar de materniteit, of naar de neonatologie, die daar vlakbij ligt. De maanden en jaren nadien wordt het kind verder opgevolgd door de kinderartsen, in hetzelfde centrum.’
José Ramet: ‘Bovendien brengen we de polikliniek, de hospitalisatieafdelingen en de daghospitalisatie samen in het centrum. Artsen gaan heel gemakkelijk van de ene dienst naar de andere en ook de patiënten moeten zich bijvoorbeeld voor onderzoeken veel minder verplaatsen. Via passerellen is er ook een directe weg naar de operatiezalen en de afdeling intensieve zorg in het hoofdgebouw.’
Het is ook de bedoeling dat ouders en kinderen zoveel mogelijk samen kunnen blijven?
Van der Straeten: ‘Ja, ouders zullen in het nieuwe centrum ook op neonatologie bij hun kindje kunnen blijven slapen. Op de pediatrie is dat al gebruikelijk, maar op neonatale bestaat dat momenteel nog niet in België. Dat contact tussen ouders en pasgeborene is ook belangrijk op een intensieve afdeling.’
Ramet: ‘Ook het contact tussen de patiëntjes en hun klasgenoten willen we zo goed mogelijk ondersteunen, via webcams en het internet.’
De pediatrie lijkt intussen steeds verder te evolueren naar subspecialisatie?
Van der Straeten: ‘Een universitair ziekenhuis als het UZA heeft als taak om voor heel de provincie Antwerpen heel gespecialiseerde zorg te bieden. In de kindergeneeskunde vertaalt zich dat in tal van subspecialismen. Daardoor kunnen we ook zeldzame ziekten bij kinderen behandelen, zoals metabole ziekten, kanker … We worden binnenkort erkend als een van de vier liaison-centra voor zeldzame ziekten bij kinderen in België.’
Ramet: ‘Die differentiatie zal ook duidelijk te merken zijn in het moeder- en kindcentrum. Er komen aparte kamers voor kinderen met neurologische problemen, diabetes, obesitas … De uitrusting ervan zal afgestemd zijn op de aandoening van de patiëntjes. Diezelfde subspecialisaties komen terug in de polikliniek. De kindercardiologen, de kinderendocrinologen, de kindernefrologen … zitten gegroepeerd en hebben in hun consultatieruimtes de technische voorzieningen die ze nodig hebben, zoals een echotoestel, zodat ouders en kind zich niet moeten verplaatsen voor zo’n onderzoek.’
Tegelijk is de samenwerking tussen de verschillende disciplines toch ook van groot belang?
Ramet: ‘Inderdaad. De gynaecologen, kinderartsen en andere specialisten vinden elkaar in het centrum en gaan nog intenser samenwerken, maar ook de verschillende subspecialisaties binnen de pediatrie bepalen hun aanpak samen. Bij een ongeboren kind met hartproblemen is niet alleen de gynaecoloog betrokken, maar ook de pediater en de kindercardioloog.’
Van der Straeten: ‘Ook onze verpleegkundigen specialiseren zich steeds verder, aansluitend bij de verschillende medische disciplines binnen de pediatrie en neonatologie. Zo komen we tot geïntegreerde multidisciplinaire teams, met voorts ook gespecialiseerde psychologen, logopedisten, diabeteseducatoren enzovoort.’
Met het moeder- en kindcentrum biedt het UZA hooggespecialiseerde zorg van voor de geboorte tot de volwassenheid?
Van der Straeten: ‘Inderdaad. Veel van die kinderen die zware zorg vereisen, worden later chronische patiënten die heel hun leven in een continuïteit moeten worden opgevolgd. Wij willen hen die zorg bieden. We zorgen er ook voor dat de overgang van de kindergeneeskunde naar het volwassenenziekenhuis geleidelijk en in overleg gebeurt.’
Ramet: ‘Het moeder- en kindcentrum zal zijn zoals het kind zelf: flexibel, toekomstgericht en met veel groeimogelijkheden. We willen onze patiënten topklinische zorg bieden, optimaal comfort en alle kansen op ontplooiing in hun verdere leven.’