Guy Hans - Joris Verlooy - Hans Neefs

Maar liefst 28 procent van de Belgen heeft last van langdurige pijnklachten en dat zorgt voor heel wat maatschappelijke en medische uitdagingen. Hoe geven we die ­patiënten de brede, individuele begeleiding waar ze nood aan hebben? Hoe versterken we het pijnbeleid voor kwetsbare doelgroepen zoals kinderen en (ex-)kanker­patiënten?

dr. Verlooy
Dr. Joris Verlooy
kinderoncoloog en verantwoordelijke pijnbeleid bij kinderen
HansNeefs
Hans Neefs
Specialist kankerzorg bij Kom op tegen Kanker
Guy Hans
Prof. dr. Guy Hans
Medisch directeur UZA

Wat is chronische pijn precies?

Guy Hans: ‘Elke pijnklacht die langer dan drie maanden aanhoudt, beschouwen we als chronisch. In die periode slijt pijn zich als het ware in het zenuwstelsel in, waardoor de kans op een spontaan herstel klein wordt. Het uitlokkende letsel is vaak al genezen of verdwenen, maar je pijngeleidingssysteem is op hol geslagen en houdt je klachten in stand. We zien chronische pijn daarom als een aandoening op zich, die een veelzijdige aanpak op maat vraagt. Chronische pijn is een van de meest voorkomende medische aandoeningen. Volgens het Belgisch gezondheids­onderzoek van 2018 kampt 28 procent van de Belgen met langdurige pijnklachten.’

Hoe voorkomen we dat pijn chronisch wordt?

Joris Verlooy: ‘Daar beginnen we meer en meer over te weten, maar er spelen heel veel factoren. Hoe sneller je erbij bent, hoe vlotter het herstel. Als kinderoncoloog en verantwoordelijke voor het pijnbeleid bij kinderen in het UZA mag ik zeggen dat we best kort op de bal spelen. Zowel bij oncologische als niet-oncologische ingrepen proberen we altijd de pijngeleiding vooraf te onderdrukken. Zo streven we ernaar om voor de eerste prik bij een kind een verdovende pleister of verdovende huidzalf te gebruiken. Zo vermijd je een overprikkeling van het zenuwstelsel, waardoor pijn later makkelijker kan binnenkomen en langer aanwezig blijven. Daarnaast werken we aan veel andere aspecten, zoals stress- en angstreductie bij kinderen en hun omgeving.’

 

Wetenschappelijk is pijn een aandoening op zich, maar er is geen kader dat niet-medicamenteuze behandelingen betaalbaar maakt.

 

Klopt het dat heel wat (ex-)kanker­patiënten met langdurige pijn kampen?

Hans Neefs: ‘Ja, ongeveer één op de drie ­patiënten met of na kanker geeft aan chronische pijn te ervaren. Uit een kleinschalig onderzoek van Kom op tegen Kanker (KOTK) onthoud ik onder andere het belang van pijnbevragingen in het zorgtraject van oncologische ­patiënten. Pijn heeft een heel zware impact op je levens­kwaliteit, je dagelijks functioneren en je re-integratie in de maatschappij. Om pijnklachten snel en adequaat te detecteren, zijn heldere afspraken nodig over wie – de huisarts, oncoloog of verpleegkundige – de ­patiënt daar consequent over bevraagt.’


Zien we dat ook in het pijncentrum van het UZA? Welke behandeling krijgen ­patiënten?

Guy Hans: ‘Het aantal cancer survivors stijgt inderdaad snel, terwijl bijvoorbeeld het aantal diabetes­­patiënten met chronische pijnklachten afneemt. Veel ­patiënten die geen oncologische behandeling meer krijgen, ervaren pijn door uiteenlopende oorzaken. Komt het door de radiotherapie, chirurgie, chemo- of immunotherapie? Dat weten we doorgaans niet en het maakt ook weinig verschil. Zoals bij andere pijn­patiënten stellen we een individuele behandeling op maat samen: met medicatie – vaak lokaal werkende pijnstilling –, revalidatietraining, psychotherapie en educatie, relaxatieoefeningen, neurostimulatie, een operatieve ingreep … De kans is groot dat ­patiënten nooit helemaal pijnvrij worden, maar we leren de meesten wel om er goed mee te kunnen leven.’


Hoe kan het dat niet-medicamenteuze pijnbestrijding amper terugbetaald wordt?

Joris Verlooy: ‘Goede vraag. We smeken al lang om een regelgeving die ­patiënten niet richting pijnstillers duwt. Wetenschappelijk is pijn een aandoening op zich, maar er is geen kader dat behandelingen zoals psychologie, educatie en revalidatietraining betaalbaar maakt voor mensen met pijn. Tot voor kort konden we onze jonge ­­patiënten naar geen enkel revalidatiecentrum doorverwijzen. Alleen na een trauma kon je er terecht. Intussen zijn er twee centra, maar we hebben nood aan een veel breder programma. Niemand weet hoeveel kinderen er precies zijn met langdurige pijn. Drie jaar geleden begonnen we op de pijnpoli met één consult per maand. Al snel schakelden we over naar wekelijks, en nu zitten die ook keer op keer vol met ­­patiënten die ernstige klachten hebben.' 

Een andere aanpak, met meer aandacht voor preventie, een geïntegreerde behandeling op maat en de levenskwaliteit van de patiënt, kan veel mensen helpen en hen zelfs opnieuw naar werk leiden.

Hoe belangrijk is het om pijnklachten bespreekbaar te maken?

Hans Neefs: ‘Als je pijnklachten snel wil oppikken is dat essentieel. ­Patiënten met kanker zwijgen te vaak over pijn tegen hun zorgverleners. Ze willen niet flauw overkomen of ze krijgen te horen dat ze beter even kunnen afwachten. Het is ook niet evident om bijvoorbeeld tijdens een opvolgingsconsult zelf over pijnklachten te beginnen. De focus ligt dan namelijk op het oppikken van signalen die op herval kunnen wijzen. Soms duikt pijn ook pas langere tijd na een behandeling op. We pleiten ervoor om het hele nazorgtraject van oncologische ­patiënten beter te structureren, zodat ook het thema pijn gegarandeerd en op vaste tijdstippen aan bod komt. Tegelijk moedigen we ­patiënten aan om pijn zeker niet weken- of maandenlang in stilte te verbijten.’


Welke andere uitdagingen zijn er op het vlak van pijnbestrijding?

Guy Hans: ‘Ik ben zeer bezorgd over medicatie die op termijn mogelijk van de Belgische markt verdwijnt. Het gaat onder meer om een oude klasse van tricyclische antidepressiva die commercieel onvoldoende rendeert. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie is het nochtans essentiële medicatie en ­patiënten gebruiken er minder opioïden door, die we door bijwerkingen en verslavingsgevoeligheid liever vermijden. Daarnaast zou ik heel graag zien dat elke Belg een pijndossier krijgt. Dat zou veel nuttige informatie bieden en ook een verhoogde waakzaamheid creëren. Omdat pijn afhankelijk is van zo veel factoren, is het vaak moeilijk om de impact van onderdelen van een behandeling in cijfers te vatten. Maar een andere aanpak, met meer aandacht voor preventie, een geïntegreerde behandeling op maat en de levenskwaliteit van de ­patiënt, kan veel mensen helpen en hen zelfs opnieuw naar werk leiden.

Gerelateerde specialismen

Aangemaakt op
Laatste update op