Aanstaande moeders die moeten bevallen en zwangere vrouwen die tijdelijk moeten worden opgenomen, kunnen voortaan terecht in het Moeder- en kindcentrum. 'Enkel de materniteit verhuist dus. De pre- en postnatale raadpleging blijft waar ze is, op route 120. En ook de andere domeinen van de gynaecologie, zoals het fertiliteitscentrum en de behandeling van gynaecologische kanker, verhuizen niet', verduidelijkt prof. dr. Yves Jacquemyn, diensthoofd gynaecologie.
De nieuwe afdeling sluit helemaal aan bij de hedendaagse visie op verloskunde, legt hij uit. 'Zwangerschap en bevalling zijn een natuurlijk gebeuren. Als medisch team staan we klaar om onmiddellijk in te grijpen als het nodig is, maar dat is meestal niet nodig. We werken daarom al lang niet meer met een aparte verloskamer: arbeid en bevalling vinden plaats in dezelfde kamer. In die kamers hebben de aanstaande moeders meer comfort: het is er licht en ruim, er is een bad en de partner kan er blijven slapen.' Als de pasgeboren baby extra zorgen nodig heeft – bijvoorbeeld slijmpjes wegzuigen – kan dat in de kamer zelf: moeder en baby hoeven dus op geen enkel moment te worden gescheiden. Handig is ook dat elke kamer internetverbinding heeft en een tv waarop het koppel naast digitale tv, ook nuttige informatie aangereikt krijgt.
Meer comfort voor mama
Na de bevalling verhuist de moeder naar een gewone kamer, met ook daar alle comfort. Op twee na telt de afdeling uitsluitend eenpersoonskamers. Nieuw is ook dat de kamers een interactief communicatiesysteem hebben: daarmee kan de moeder bijvoorbeeld aangeven dat het bezoek even moet wachten omdat ze borstvoeding aan het geven is, een boodschap die dan op een scherm bij de deur verschijnt. Via dat kanaal kunnen de moeders ook informatiefilms bekijken, bijvoorbeeld over borstvoeding.
Een belangrijk pluspunt is ook de volwaardige operatiezaal op de afdeling zelf. Daardoor moeten vrouwen voor een keizersnede niet meer naar het operatiekwartier, en nadien ook niet meer naar de ontwaakzaal. 'Dat laatste was nodig om eventuele complicaties op te vangen, maar had als nadeel dat de moeder die tijd niet bij haar baby kon zijn. Nu hebben we de nodige faciliteiten in onze eigen operatiezaal, zodat moeder en baby daar samen kunnen bekomen na de bevalling. Ze hebben daar het vertrouwde team van artsen en verpleegkundigen rondom zich, wat ook voor de borstvoeding een voordeel is.' Verder is er een onderzoekslokaal op de afdeling, met onder meer een echografietoestel. Zo'n echografie zal ook vaker aan bed kunnen gebeuren.
'Ten slotte is ook de nabijheid van de neonatologie waar te vroeg geboren baby’s of baby’s met problemen bij de geboorte naartoe gaan, een groot voordeel', geeft Jacquemyn nog mee. 'Die ligt net onder de materniteit, zodat we met de lift in een mum van tijd daar zijn. We hoeven dus niet meer een aaneenschakeling van gangen door. Een voordeel voor moeder en baby, maar ook voor ons.'
Neonatologie: van zaal naar kamers
Op de dienst intensieve neonatale zorg springt vooral de nieuwe indeling in het oog: de kindjes komen in aparte kamers rond een centrale desk te liggen, met ook aangepaste kamers voor meerlingen. Daarmee verdwijnt het huidige concept van de grote zaal met meerdere couveuses. 'De overgang naar aparte kamers is een internationale trend', zegt diensthoofd prof. dr. Patrick Van Reempts. 'De kindjes ervaren zo minder storende prikkels, wat hun ontwikkeling ten goede komt. En de ouders hebben meer privacy: ze kunnen even bekomen in de ligzetel, de moeder kan in alle rust borstvoeding geven, een gesprek met de arts kan gewoon op de kamer ... Ouders kunnen in uitzonderlijke gevallen ook blijven slapen.'
Meer rust en privacy komt ook de binding tussen ouders en kind ten goede. In die zin leunt het nieuwe concept aan bij de hedendaagse neonatale zorg, die meer dan ooit een familiegerichte zorg is. De dienst past al jaren de principes van NIDCAP toe, voluit Newborn Individualized Development and Assessment Program. Die aanpak is erop gericht ongewenste prikkels bij de baby te vermijden, maar ook de betrokkenheid van de ouders te verhogen. Van Reempts: 'We moedigen hen aan om een band met hun kind te vormen via aanraking en contact, maar ook door een deel van de zorg op zich te nemen. Denk maar aan wassen, hulp bij de wondzorg ... Onderzoek toont aan dat baby's van wie de ouders sterker betrokken zijn bij de zorg, zich fysiek en waarschijnlijk ook mentaal beter ontwikkelen. Uiteraard voeren we dat niet van de ene dag op de andere in. Het gaat om een leerproces waarin we de ouders ondersteunen.'
Een veilig gevoel
Het nieuwe systeem zal in het begin voor iedereen een aanpassing betekenen. Ook voor de ouders, beseft Van Reempts: 'Vooral als het kindje eerst nog op de oude dienst heeft gelegen, is het heel erg wennen. Voor velen lijkt een zaal veiliger omdat er daar continu artsen en verpleegkundigen rondlopen. Uiteraard is daar heel goed over nagedacht. We werken met een verfijnd monitor- en bewakingssysteem. De verpleegkundigen lopen met een ontvangsttoestelletje rond dat in geval van nood alarm slaat. Op de nieuwe dienst is dat systeem nog sterker uitgebouwd, met meer alarmen. De ouders kunnen de verpleegkundige ook gemakkelijker oproepen.'
De medische opvang van te vroeg geborenen heeft de voorbije jaren eveneens een hele evolutie gekend. Van Reempts: 'Dat heeft vooral met nieuwe inzichten en een verfijning van bestaande therapieën te maken. Vroeger werden kindjes bijvoorbeeld vaker invasief beademd, met een buisje tot in de luchtwegen. Tegenwoordig kiezen we als het kan voor niet-ingrijpende beademing, bijvoorbeeld met slangetjes in de neus of met een maskertje. Intussen weten we immers dat al te doorgedreven beademing net nadelig is voor de ontwikkeling van de longen. In die zin proberen we agressieve behandelingen te vermijden.'