Mensen zien incontinentie vaak als een vrouwenzaak. Ten onrechte. 'Hoewel vrouwen inderdaad veel vaker worden getroffen, komt het ook bij mannen veel voor', zegt prof. dr. Stefan De Wachter, diensthoofd urologie. 'Een Europese studie uit 2013 toont aan dat tussen 7 en 16 % van de mannen tussen 40 en 79 jaar last heeft van matige tot ernstige incontinentie. Hoe ouder, hoe hoger het percentage. Zo lijdt van de 75-plussers een op de drie aan ongewild urineverlies. Slechts een op de vier patiënten zoekt medische hulp. Het taboe is immers groot en velen denken ook dat het erbij hoort, omdat mannen nu eenmaal vaak problemen krijgen met hun prostaat. Ook de angst om na een urologische ingreep impotent te worden, speelt mee. Al is die vrees volledig onterecht.'
Van nadruppelen tot te laat komen
Net als bij vrouwen zijn er diverse vormen van incontinentie, die soms tegelijk voorkomen. De meest frequente vorm bij mannen is nadruppelen: na het toiletbezoek is er nog urineverlies. 'Dat kan gaan om een behoorlijke hoeveelheid', legt De Wachter uit. 'Het is dus zeker geen klein probleem. De oorzaak is niet helemaal duidelijk. Mogelijk komt het doordat er met het ouder worden kleine plooien in het plaskanaal ontstaan waarin urine achterblijft.'
Op de tweede plaats komt bij mannen urgentie- of aandrangincontinentie: de blaas trekt dan samen nog voor ze helemaal gevuld is. Die persoon moet dan zo dringend naar het toilet dat hij soms te laat komt. Soms hangt dat probleem samen met een vergrote prostaat.
Daarnaast is er ook inspanningsincontinentie, waarbij er urineverlies is tijdens het niezen, hoesten, lachen of tillen. Die kwaal komt bij mannen bijna alleen voor na zenuwbeschadiging, heel vaak als gevolg van een prostaatoperatie. 10 tot 20 % van de patiënten die worden geopereerd voor prostaatkanker, ontwikkelt ongewild urineverlies. Ook de bestraling richt soms schade aan. Ten slotte is er ook nog overloopincontinentie: die ontstaat als mannen hun blaas niet meer goed kunnen ledigen, vaak door prostaatproblemen of veroudering van de blaas.
Zenuwbanen stimuleren
De diagnose wordt meestal gesteld op basis van het verhaal van de patiënt en een aantal eenvoudige onderzoeken. Afhankelijk van het precieze probleem zijn diverse behandelingen mogelijk. Zowat 80 % heeft na de juiste behandeling geen last meer van urineverlies, bij de anderen is er bijna altijd een belangrijke verbetering mogelijk.
Tegen aandrangincontinentie helpt vaak blaasontspannende medicatie, die de overprikkeling tegengaat. Helpt dat niet genoeg, dan is sacrale neuromodulatie een volgende optie: daarbij geeft een elektrode, aangestuurd door een ingeplante pacemaker, impulsen aan de zenuwen in het heiligbeen, vandaar 'sacrale' neuromodulatie. Door de stimulatie worden al te sterke signalen vanuit de blaas getemperd. De Wachter: 'Intussen bestaan er nieuwe vormen van sacrale neuromodulatie. Zo testen we een behandeling waarbij er een zenuw in de enkel wordt gestimuleerd. Die zenuw eindigt op dezelfde plaats in het ruggenmerg als de zenuwbanen uit de blaas. We stimuleren via een naaldprik door de huid of door een elektrode onder de huid te plaatsen. In het laatste geval draagt de patiënt elke dag een paar minuten een kous van waaruit prikkels worden doorgegeven. Wij zijn wereldwijd het enige centrum dat die therapie aanbiedt, zij het voorlopig alleen in het kader van een studie.'
Een andere therapie zijn inspuitingen in de blaas met botulinetoxine , zeg maar Botox, om de blaaswerking af te remmen. 'Dankzij al die behandelingen kunnen we 90 % van de patiënten met aandrangincontinentie helpen', zegt De Wachter.
Geen behandeling? Wel oplossing
Tegen nadruppelen is medisch gezien niet veel te beginnen. 'We kunnen hooguit de plasstraal krachtiger maken met medicatie die de prostaat ontspant', aldus De Wachter. 'Soms is ook een operatie om het binnenste van de prostaat te verwijderen zinvol. Daarnaast bestaan er trucjes, zoals het plaskanaal zelf verder leeg duwen met de vingers. Bij anderen helpt kinesitherapie om te leren zich beter te ontspannen.' Ook tegen overloopincontinentie bestaan er oplossingen. Als de blaas niet meer goed werkt, wordt eerst nagegaan of dat te verhelpen is. Soms kan de uitgang ter hoogte van de prostaat worden verbreed. Andere patiënten leren om hun urine te verwijderen via een sonde. Of ze krijgen een permanente sonde, verbonden met een opvangzakje of met een afsluitsysteem.
Bij inspanningsincontinentie is de eerste behandeling kinesitherapie. 'De patiënten leren dan onder meer om hun bekkenbodem beter te gebruiken. Als de incontinentie het gevolg is van een prostaatoperatie, zorgt die therapie ervoor dat de patiënten sneller de controle over hun blaas herwinnen. Bovendien halen we zo degenen die incontinent zullen blijven, er vroeger uit', licht De Wachter toe.De volgende mogelijke stap is een operatie, met als gouden standaard de kunstsluitspier. De Wachter: 'We leggen dan een siliconen ring rond het plaskanaal. De patiënt kan die open- of toezetten met een pompsysteem dat in de balzak wordt ingeplant. Die ingreep heeft succes bij 80 à 90 % van de patiënten. Nadeel is wel dat je met die ring geen lange fietstochten kunt maken.' Minder ingrijpend is de zogenaamde male sling, een prothese die onder het plaskanaal wordt gelegd. Die ingreep heeft als voordeel dat de patiënt niet telkens op een knopje moet duwen om te plassen. 65 tot 80 % is ermee geholpen. De ingreep helpt wel niet bij de meest ernstige vormen van incontinentie en wordt in België niet terugbetaald.
De Wachter beklemtoont nog dat elke patiënt volledig zelf beslist welke behandeling hij ziet zitten. 'Incontinentie beïnvloedt sterk de levenskwaliteit, maar is geen levensbedreigende aandoening. Het is dus helemaal aan de patiënt om te beslissen hoe ver hij wil gaan in de behandeling.'
Willy (77) kreeg een kunstsluitspier
'Ik heb mijn leven terug'
Willy werd incontinent na een operatie voor prostaatkanker. 'Ik voelde niet meer dat ik moest plassen. Als ik iets dronk en nadien rechtstond, had ik keer op keer een natte broek, ondanks incontinentiemateriaal. Buitenshuis had ik altijd een extra broek en luier bij me, maar zoiets is enorm vernederend tijdens een bezoek of op een terrasje. Zes jaar lang zat ik als het ware in mijn huis opgesloten. Mijn vrouw en ik nodigden hooguit mensen bij ons thuis uit. We zijn zo verschillende vrienden verloren.
Mijn toenmalige uroloog zei steevast dat er niets aan te doen was. Onbegrijpelijk, vinden we nu. Twee jaar geleden kwam ik toevallig bij prof. De Wachter in het UZA terecht. Hij plaatste bij mij een kunstsluitspier (zie artikel). Sindsdien is het urineverlies verleden tijd. Dat ik op een knopje moet duwen om te plassen, was ik snel gewoon. We zijn de koning te rijk nu we ons leven terug hebben.'