Ze herstelde van een operatie, chemo en bestralingen. Net toen het met haar beter ging kreeg hun papa kanker, darmkanker. De voorbije maanden had ook de vader een batterij behandelingen gekregen, zijn ‘toestand’ was stabiel. Met hun mama ging het minder goed. De kanker zat nu ook in haar botten en ze wist dat ze de ziekte niet zou overleven.
Er was veel veranderd, papa was niet meer aan het werk, was altijd ziek thuis. Mama had haar eigen winkel moeten sluiten. Het gezin had het financieel moeilijk. Ook dat woog, op hen en op de kinderen. Precies daarom was het treffend hoe de twee jongens ermee omgingen. Een kwinkslag en veel humor, af en toe wat cynisch, maar vooral veel lachen deden ze. Wat ze echt dachten en wat er ’s nachts door hun jonge hoofden spookte, dat lieten Arne en Louis niet merken. Ook aan hun ouders niet. Ze sprongen bij zoveel ze konden in het huishouden, maakten veel grappen over het kale hoofd van mama. Over de toekomst werd niet gepraat, hoewel mama dat wel wou.
Arne en Louis hebben natuurlijk dikke, dubbele pech. Twee ouders met kanker blijft gelukkig een uitzondering. Toch zijn er veel kinderen die met kanker te maken krijgen, van wie een van de ouders of een grootouder kanker krijgt. En dat brengt veel zekerheden aan het wankelen. Voor hen organiseert het UZA groepsessies op maat van het kind. In groepjes, samen met andere kinderen kan er over kanker gepraat worden. Want het is lang niet evident dat dat thuis kan. Ze kunnen er vertellen wat ze meemaken, uitleg vragen over de ziekte en aan andere kinderen vertellen waar ze mee worstelen. En dat alles in een rustige omgeving. Om daarna weer met volle moed naar huis te gaan.
Louis en Arne zijn net te oud voor de groepssessies en hadden zelf ook weinig oren naar zo’n ‘cursus’, zoals zij het noemen. Het zet niettemin aan tot nadenken over de ondersteuning van kinderen en jongeren die van heel dichtbij met ziekte en verdriet geconfronteerd worden. Hun lach en hun kwinkslag zijn ook een façade voor veel vragen en verdriet.