Het was een spannend moment toen prof. dr. Inez Rodrigus tien jaar geleden voor het eerst een kunsthart implanteerde bij een patiënt in het UZA. De operatie bleek een succes. 'Vandaag is de patiënt nog altijd in leven', vertelt de hartchirurg trots. Sinds die eerste implantatie heeft het ziekenhuis op korte tijd een grote expertise uitgebouwd op het vlak van kunstharten. 'Kunstharten kun je opdelen in twee types. Bij de buitenlichamelijke pompen, ook wel Excors genoemd, bevindt het toestel zich op de buik van de patiënt. Het is via twee slangen verbonden met een aandrijfconsole. Tussen 2005 en 2015 brachten we een buitenlichamelijk kunsthart aan bij 45 patiënten. Het UZA is op het vlak van Excors dan ook het centrum met de meeste ervaring in heel België.'
'Een tweede type zijn de LVAD's, de Left Ventricular Assist Devices: toestellen die de linkerhartkamer ondersteunen. Dat soort kunstharten wordt volledig in het lichaam geïmplanteerd. Wij zijn meteen op de tweede generatie van die kunstharten overgestapt. Intussen maken we gebruik van de derde generatie. Daarbij komt alleen nog een fijne draad uit het lichaam, verbonden met een controller in een schoudertasje. Tot nog toe kregen 17 patiënten zo'n hartimplantaat in het UZA.'
Slaagkans van 70%
De introductie van de kunstharten betekende een enorme vooruitgang voor patiënten met hartfalen. Prof. Rodrigus: 'In België worden kunstharten gebruikt voor patiënten die wachten op een harttransplantatie. Sommigen kunnen zonder de pomp gewoonweg niet overleven, andere sterken gevoelig aan, zodat ze in betere conditie verkeren wanneer de transplantatie plaatsvindt.'
Het gebruik van de kunstharten is vandaag een behoorlijk succes. Prof. Rodrigus: 'Globaal genomen komt 70% van de patiënten voldoende op krachten om een transplantatie te ondergaan. De pompen worden ook steeds handiger om te implanteren en geven minder kans op complicaties. En waar de eerste generatie kunstharten hoogstens twee jaar meeging, hebben de nieuwste toestellen een levensduur van vijf tot zeven jaar. Dat is ook nodig, want de wachttijden voor donorharten zijn spectaculair gestegen. Omdat de ziekenhuizen steeds meer levens kunnen redden en het aantal verkeersdoden daalt, zijn er steeds minder donororganen beschikbaar. Vroeger duurde het ongeveer zes maanden voor je een harttransplantatie kreeg, vandaag staan patiënten vaak meer dan twee jaar op de lijst. Het zou mooi zijn mocht er ooit een toestel komen dat het hart volledig en permanent vervangt, zodat het nijpende donorprobleem opgelost raakt. Maar dat is voorlopig nog verre toekomstmuziek.'