01. Meer klinische studies
Een aanzienlijk deel van het onderzoek in het Moeder- en kindcentrum bestaat uit klinische studies, deels ondersteund door farmaceutische bedrijven. Die studies zijn van cruciaal belang: ze bieden onze patiënten toegang tot de nieuwste innovatieve behandelingen. In het afgelopen decennium is hun aantal sterk gestegen. ‘De toename is onder meer te danken aan het groeiende aantal patiënten, maar ook aan de gerichte investeringen in infrastructuur en personeel, en het opzetten van een helder kader’, zegt Julie Degraeve, studiecoördinator. ‘Ook onze kwaliteit, die altijd al hoog lag, blijven we optimaliseren. Klinische studies worden dan ook steeds strenger en complexer.’
02. Shift naar fundamenteel onderzoek
Naast klinische studies voert het Moeder- en kindcentrum steeds meer translationeel en fundamenteel onderzoek uit, in samenwerking met de universiteiten. Stijn Verhulst: ‘Net als klinische studies start translationeel onderzoek vanuit de patiënten, maar we werken daarbij nauw samen met het lab. We gaan bijvoorbeeld op zoek naar biomarkers die een ziekte kunnen voorspellen. In fundamenteel onderzoek proberen we de onderliggende mechanismes van ziektes beter te begrijpen. We bestuderen onder meer de vetcellen van kinderen en adolescenten met obesitas. We kijken daarbij hoe we schadelijke processen bij obesitas kunnen tegengaan. De uiteindelijke bedoeling is te komen tot innovatieve behandelingen voor de patiënt, wat de cirkel mooi rond maakt.’
Als we vaststellen dat een kind een genetische aandoening heeft, komt een goed geoliede machine op gang.
03. Partnerships met andere ziekenhuizen
Om nog sterker te staan op het vlak van onderzoek, investeert het Moeder- en kindcentrum in samenwerkingen. Zo bouwde het centrum het Antwerp Pediatric Clinical Trial Network uit. Stijn Verhulst: ‘In het UZA focussen we ons op zuigelingen en kinderen met chronische ziekten. Maar voor sommige klinische studies, zoals onderzoek naar nieuwe of verbeterde vaccins, moet je gezonde baby’s includeren. We werken daarom onder meer samen met de diensten kindergeneeskunde van de ZAS-ziekenhuizen.’
‘Door dit soort partnerships vormen we een regio waar optimaal onderzoek mogelijk is’, vult prof. dr. Kim Van Hoorenbeeck aan. ‘Zo zijn we een aantrekkelijke partner voor klinische studies en academisch onderzoek.’
04. Introductie van innovatieve therapieën
Dankzij het wetenschappelijke onderzoek en de samenwerking met andere afdelingen van het UZA kon het Moeder- en kindcentrum de afgelopen tien jaar al in een vroeg stadium innovatieve behandelingen aanbieden. Neem nu de gentherapie. Bij de start van het Moeder- en kindcentrum stond die nog in de kinderschoenen. Vandaag is het een essentiële behandelingsmethode in onder meer de kinderneurologie. De techniek wordt bijvoorbeeld toegepast bij spinale musculaire atrofie (SMA, een spierziekte) of neuronale ceroid lipofuscinose (NCL, een stofwisselingsziekte). Prof. dr. Anna Jansen: ‘Wanneer we vaststellen dat een kind een genetische aandoening heeft, komt een goed geoliede machine op gang. Binnen de week starten we gentherapie op. Het doel is om het defecte gen te vervangen, nog voor een kind ziek wordt. We werken hiervoor nauw samen met de collega’s van de Neonatale Intensive Care Unit en de medische genetica.’
05. Apps voor de hele familie
Ondanks alle wetenschappelijke vooruitgang blijft een warme, menselijke benadering en family centered care, de basisfilosofie van het Moeder- en kindcentrum, centraal staan. Julie Degraeve: ‘Wanneer kinderen deelnemen aan klinische studies of academische projecten, besteden we ook altijd aandacht aan het hele gezin. We begeleiden hen samen door het onderzoek heen.’
Het Moeder- en kindcentrum onderzoekt bovendien hoe patiënten en hun familie zo goed mogelijk omgaan met ziektes. ‘Veel neurologische aandoeningen hebben een impact op het gedrag en de leermogelijkheden van patiënten’, zegt Anna Jansen. ‘We ontwikkelen daarom apps die de kennis over de ziektes toegankelijk maken. Zo staan de patiënten en hun familie sterker in hun schoenen.’