‘Ik sukkelde al sinds 1993 met mijn hart,’ vertelt John. ‘Stents, dotteren, nog een stent. Tot ik in februari 2007 een heel zwaar hartinfarct kreeg. Gelukkig kon ik de dokter van de MUG overtuigen om mij naar het UZA te brengen. Dat heeft mijn leven gered.’ Het infarct had zware schade aangericht, waardoor Johns hart amper nog pompte. ‘Ik ging ziekenhuis in, ziekenhuis uit, maandenlang. Eén arts liet terloops het woord transplantatie vallen. Dat was schrikken.’ In het najaar van 2007 verslechterde Johns toestand. ‘Ik kon niks meer. Letterlijk niks. Alleen op handen en voeten raakte ik nog vooruit. Ik dacht dat het met mij gedaan was.’
Naar huis met een kunsthart
John kwam op intensieve zorg terecht én op de wachtlijst voor een donorhart. In afwachting kreeg hij een excor, een kunsthart. ‘Als een arts je komt vragen of je denkt dat je dat aankan, schrik je je te pletter. Ik was doodsbang. Het is ook niet evident: vier darmen die uit je borstkas komen en een pompje waarin je bloed circuleert... Anderzijds voelde ik het bloed voor het eerst sinds lang weer stromen tot in mijn tenen.’ De week voor kerst kreeg John een mobiele excor, die hij kon meenemen naar huis. ‘Ik wou de feestdagen thuis doorbrengen met mijn familie. Ik had het menu al maanden voorbereid, terwijl ik in het ziekenhuis naar het plafond lag te kijken.’
Het is het UZA
Negen maanden leefde John met de excor, in afwachting van een donorhart. ‘Ik kon weer op stap, maar tegelijk was het een heel zware periode. De onzekerheid is niet te beschrijven. Elke keer als de telefoon gaat, denk je het is het UZA. We sliepen niet. Mijn vrouw lag voortdurend te luisteren of de pomp nog goed werkte. Je kunt niks plannen en je kunt niet weg, want je moet in de buurt van het ziekenhuis blijven.’ Op 16 juni 2008 om 19 uur kwam dan het verlossende telefoontje. ‘De wereld stond stil. Ik kon geen stap meer verzetten. En tegelijk denk je: eindelijk.’ Diezelfde avond werd bij John een nieuw hart ingeplant. ‘Drie dagen later werd ik wakker in een nieuw leven.’
Na 3,5 weken ziekenhuis mocht John naar huis. ‘Ik voelde me beter, maar ik was heel zwak, door al die jaren niks doen. Ik ben meteen met de revalidatie begonnen: op de fiets, op de loopband. Zo bouw je dat langzaam weer op. Nu fiets ik soms al 35 km op een dag. Een nieuw hart moet je in gang houden.’ Bijwerkingen zijn er echter ook. ‘Ik moet heel veel medicatie nemen, en daardoor ben ik vaak misselijk.’ Ook de controles in het ziekenhuis zijn vaste prik.
Dankbrief
Aan zijn donor denkt John elke dag. ‘Ik weet niks, en da’s maar goed ook, want ik zou op zoek gaan. Met Nieuwjaar heb ik via het UZA wel een dankbrief laten bezorgen aan de familie van de donor.’ John staat nu helemaal anders in het leven. ‘Ik heb veel te hard gewerkt. Nu geniet ik meer dan ooit van mijn vrouw, kinderen en kleinkinderen en van de kleine dingen zoals fietsen, wandelen, een terrasje. Allemaal dingen die ik voor de transplantatie niet meer kon. Ik ben ook het hele UZA-team enorm dankbaar.’