FB_tweepersoonskamer materniteit_09

In 2003 verbleven opgenomen patiënten in België gemiddeld 8 dagen in het ziekenhuis. Volgens prognoses zal dat in 2025 dalen naar 6 dagen. Steeds meer ingrepen gebeuren zelfs in dagopname. Hoe ervaren patiënten en artsen die evolutie? En wat is nodig om ze in goede banen te leiden?

Bernadette Hendrickx
Bernadette Hendrickx
Ervaringsdeskundige
Guy Van Honste
Guy Van Honsté
Voorzitter Vereniging Hart-, Long- en Levergetransplanteerden Antwerpen
Yves Jacquemyn
Prof. dr. Yves Jacquemyn
Diensthoofd gynaecologie-verloskunde
Begin januari liet ik in het UZA een uitzaaiing in de lever wegschroeien’, vertelt Bernadette Hendrickx. ‘Ablatie, heet dat: een naald wordt door je huid heen tot in de tumor geprikt en brengt daar hitte voort, zodat de tumorcellen afsterven. De chirurgen hoeven je lichaam dus niet open te maken, ze opereren zonder te snijden. Ik vernam dat het UZA een navigatietoestel gebruikt, een soort gps, om de naald tot op de nanomillimeter precies in de tumor te krijgen. De ingreep duurde hooguit een uur en nadien voelde ik me meteen prima. Ik bleef één nacht in het ziekenhuis ter observatie, en daarna mocht ik al naar huis.’
 

Dat zo’n belangrijke ingreep zo snel ging maakte u niet ongerust?

Hendrickx: ‘Helemaal niet. Ik had er een heel veilig gevoel bij. Vooraf hadden de artsen me alles goed uitgelegd en na de ingreep kon ik met problemen meteen bij hen terecht, wat gelukkig niet nodig bleek.’
 

Toen ik een uitzaaiing in de lever liet wegschroeien, mocht ik al na één nacht naar huis

 
Guy Van Honsté, voorzitter Vereniging Hart, Long- en Levergetransplanteerden Antwerpen: ‘Duidelijk en open communiceren, voor en na de ingreep, stelt inderdaad gerust. Onlangs liet ik me in het pijncentrum van het UZA behandelen voor mijn rugpijn, in dagopname. De arts vertelde me vooraf wat er zou gebeuren. Toen ik nadien meer duidelijkheid wilde over de effecten, kon ik moeiteloos een afspraak met hem maken.’
 

Zo’n verkorte opname heeft heel wat voordelen?

Hendrickx: ‘Zelf zie ik geen nadelen, eerlijk gezegd. Ik heb al drie zware operaties voor darmkanker achter de rug waarvoor ik telkens bijna een week in het ziekenhuis moest blijven. Als je een gezin met drie kinderen hebt, heeft dat een serieuze impact. Nu was ik meteen weer op de been. Als risicopatiënt mag ik tijdens corona niet werken, maar anders had ik meteen na de ingreep weer aan de slag gekund.’
 
Van Honsté: ‘Sneller naar huis, sneller je gewone leven weer oppakken, minder risico op ziekenhuisinfecties, dat zijn allemaal voordelen. Natuurlijk kan het niet bij elke ingreep. Toen ik in 2001 tijdens een spoedoperatie een ruilhart kreeg, bleef ik een kleine maand in het UZA. Ik hoor dat het nu al korter kan, afhankelijk van je gezondheidssituatie, maar je zal toch altijd een langere ziekenhuisopname nodig hebben, al was het maar om je immuunsysteem goed te regelen. Sinds 2001 heb ik elk jaar een reeks controle-onderzoeken. In het begin bleef ik daarvoor telkens twee tot drie nachten in het UZA, maar intussen kunnen veel onderzoeken ambulant. Dat is comfortabeler, en de screening verloopt even grondig.’
 

Ook voor bevallingen wordt de opnameduur alsmaar korter?

Prof. dr. Yves Jacquemyn: ‘Toen ik assistent in opleiding was, bleven vrouwen na de bevalling nog zeven dagen op de materniteit. Dat werd eerst vijf dagen en daarna drie, wat momenteel de richtlijn is. Telkens opnieuw leek dat een hele omwenteling, terwijl we altijd achterliepen op het buitenland. In België werd de kraamzorg traditioneel binnen de muren van het ziekenhuis geconcentreerd, zodat kraamklinieken een soort hotelfunctie gingen uitbouwen – wat niet hun taak is. In het buitenland zijn ambulante bevallingen zeer gewoon: vrouwen gaan enkele uren later al naar huis.’
 
Je mag patiënten niets opdringen en hen zeker niet het gevoel geven dat ze weg moeten
 

Komen ambulante bevallingen er ook bij ons aan?

Jacquemyn: ‘In het UZA kiezen steeds meer vrouwen ervoor. Medisch kan het perfect – een bevalling is geen ziekte. Willen vrouwen toch liever drie dagen of langer blijven, is dat natuurlijk geen probleem. Ze kunnen er allerlei goede redenen voor hebben: onzekerheid, nood aan extra begeleiding, een aandoening …’
 

Toen de overheid circa 2015 aandrong om de verblijfsduur in te korten, hadden sommige zorgverleners wel bezwaren?

Jacquemyn: ‘Sommige vroedvrouwen vreesden dat ze niet genoeg tijd zouden hebben om kersverse moeders te begeleiden en uitleg te geven. Dat hoeven ze ook niet te doen: de kraamzorg in de materniteit moet naadloos overlopen in de kraamzorg thuis. Borstvoeding, bijvoorbeeld, kan je comfortabeler thuis begeleiden. Het probleem was dat de kraamzorg thuis onvoldoende was uitgebouwd. Dat is intussen veranderd, vooral dankzij de inzet van zelfstandig werkende vroedvrouwen die kraamzorg lokaal organiseren. Zwangere vrouwen hebben nu meestal al voor de bevalling contact met een vroedvrouw, en die zorg loopt na de bevalling thuis verder.’
 

Ziet u die evolutie ook voor andere ingrepen?

Jacquemyn: ‘Vroeger lag onze verpleegafdeling gynaecologie altijd vol met patiënten. Nu doen we twee tot drie keer méér operaties dan vroeger, maar we hebben nog amper meerdaagse opnames. We gebruiken steeds vaker minimaal-invasieve technieken die weefsels zo weinig mogelijk beschadigen. Zelfs ingrepen zoals een baarmoeder wegnemen kunnen nu veilig in dagopname. Pijn, risico op bloedingen, ernstige ademhalingsproblemen, niet mobiel zijn: dat zijn belangrijke redenen om patiënten toch nog even in het ziekenhuis te houden, maar eigenlijk kan heel veel in dagopname.’
 

Voelen alle patiënten zich daar goed bij?

Jacquemyn: ‘De grote meerderheid wel. We leggen helder uit dat er geen risico’s zijn en bereiden ook de opvolging voor, zodat thuisverpleegkundigen zo nodig wondzorg kunnen doen.’
 
Van Honsté: ‘Je mag patiënten ook niets opdringen en hen zeker niet het gevoel geven dat ze weg moeten. Dat gebeurt soms wel, helaas. Een lotgenoot die in een ziekenhuis veel te vroeg ontslagen werd na een zware ingreep, vertelde dat hij te horen had gekregen dat er een andere patiënt op zijn bed stond te wachten. Achteraf bleek echter dat hij ernstige complicaties had die de thuiszorg onvoldoende kon opvangen. Als je een patiënt naar huis laat gaan, moet je er zeker van zijn dat hij veilig opgevangen en verder opgevolgd wordt – door de huisarts of thuisverpleegkundigen, of door een lokaal ziekenhuis. Dat doet het UZA heel goed, vind ik.’
 

Een goede afstemming met huisartsen en andere eerstelijnszorgers is erg belangrijk?

Jacquemyn: ‘Ziekenhuizen werken sinds kort samen in netwerken. Dat begint de eerste lijn ook te doen – kijk maar naar de eerstelijnszones, waar lokale besturen, huisartsen en andere zorgverleners de handen in elkaar slaan. Er is tijd nodig om daar meer structuur in te brengen. En vooral: de ziekenhuiszorg en de eerstelijnszorg moeten als tandwielen in elkaar grijpen. Patiënten moeten de juiste zorg krijgen, op het juiste moment – binnen de ziekenhuismuren of erbuiten.’
Aangemaakt op
Laatste update op