Met spoed naar de spoed
Vaak worden al op straat de eerste zorgen verleend door de ambulancier, verpleegkundige of arts. ‘Toch is de vuistregel: zo snel mogelijk naar het ziekenhuis’, zegt prof. dr. Koen Monsieurs, diensthoofd spoedgevallen. ‘Daar kunnen we veel meer doen. Patiënten met levensbedreigende letsels gaan naar de reanimatiekamer, waar we de vitale functies proberen te herstellen. Dat betekent zelden reanimatie in de strikte zin van het woord, maar wel dat we de luchtweg vrijmaken, eventueel beademing starten en bloeddruk en hartritme onder controle proberen te krijgen.’
Het eerste kwartier in het ziekenhuis draait louter om overleven. Pas daarna wordt bekeken wat het dringendste probleem is en worden de operaties gepland. Bij een zwaar ongeval staan daarvoor diverse specialisten rond de behandelingstafel, van wie er één de coördinatie op zich neemt.
Indien nodig krijgt de patiënt al in de reanimatiekamer extra bloed of worden er foto’s gemaakt. Voor uitgebreide beeldnames moeten patiënten naar de afdeling radiologie. Meestal liggen ze na hooguit een half uur onder de scanner.
Gebroken botten
Bij zo’n 90% van de zware verkeersongevallen zijn er botbreuken, vaak gebroken heupen, dijbenen of onderbenen. Prof. dr. Johan Somville, diensthoofd orthopedie: ‘Soms zijn er meerdere ingrepen nodig en is het echt puzzelen. Idealiter gebeuren orthopedische ingrepen voor de vaatheelkunde – weliswaar in overleg met de vaatchirurg – omdat de orthopedist het meest brute werk moet doen. Soms moet ik zeggen, zet jij een voorlopige vaatklem, dan heb ik een uur om alvast een onderbeen recht te zetten. Af en toe opereer ik ook samen met een andere specialist, bijvoorbeeld met de gynaecoloog bij een groot heuptrauma. Overleg is de sleutel tot succes.’
De orthopedist werkt vaak met voorlopige oplossingen en constructies. Pas nadat zwelling en infecties onder controle zijn, gebeurt de definitieve ingreep. Somville: ‘We hebben een heel arsenaal aan bouten, schroeven en pinnen om een bot recht te zetten, maar uiteindelijk moet moeder natuur haar werk doen. Bij een open beenbreuk liggen de kansen altijd slechter. Dan kleeft de straat letterlijk in de wonde en is genezing soms moeilijk. Wondverzorging is de taak van de intensivisten, verpleegkundigen en chirurgen. In die zin staat en valt alles met teamwerk.’
Hersenen in nood
Na een zwaar verkeersongeval is er vaak hersenbeschadiging. ‘De eerste uren moet je vooral bedacht zijn op een hersenbloeding’, zegt prof. dr. Andrew Maas, diensthoofd neurochirurgie. ‘Door die complicatie vroeg op te sporen en te opereren kun je levens redden. Ook de uren daarna blijft nauwgezette opvolging cruciaal. Samen met intensieve zorg hebben we het onderzoeksproject NEMO opgezet, voluit Neuro Monitoring. Door diverse zaken te meten en die gegevens op de juiste manier te verwerken, kunnen we sneller en gerichter behandelen.’
Voor de diagnose wordt almaar vaker de MRI ingeschakeld. ‘Bij nogal wat patiënten met lichte hersenschade zie je niets op de CT-scan, maar brengt een MRI wel afwijkingen aan het licht. Dat is belangrijk voor de patiënt, zowel naar behandeling als erkenning toe’, aldus Maas.
Ook bij ruggenmergletsels speelt de neurochirurg een hoofdrol in de behandeling. Maas: ‘Dankzij CT en MRI krijgen we een haarscherp beeld van de schade. Ook de operatietechnieken zijn sterk verbeterd. Zo kunnen we vandaag een volledige wervel vervangen door een prothese. Dat was tien jaar geleden ondenkbaar.’
Intensief verzorgd
Na de operatie belandt de patiënt op intensieve zorg. Naast hersenbeschadiging is er op dat moment vooral aandacht voor bloedingen, vervuilde wonden, infecties en ademhalingsproblemen. Een groot probleem is zwelling na hersenbeschadiging. ‘Die complicatie kunnen we vandaag beter controleren, waardoor de overleving is gestegen. Spijtig genoeg garandeert dat echter niet dat de patiënt er goed uitkomt’, zegt prof. dr. Philippe Jorens, diensthoofd intensieve zorg. Bij hersenbeschadiging is de prognose altijd slechter. ‘Al blijft het altijd afwachten. Je weet immers niet in welke mate de hersenen zich herstellen en of er zwelling zal optreden’, aldus Jorens.
Een ongeval komt altijd onverwacht, waardoor de emoties bij de familie hoog kunnen oplaaien. Begeleiding van de naasten en goede communicatie zijn dan ook belangrijke aandachtspunten.
Weer op de been
Zodra de patiënt stabiel is, is revalidatie aan de orde. De dag na de operatie staat de kinesitherapeut meestal al aan het bed. ‘Zoniet riskeer je spierverkorting en gewrichtsverstijving en verloopt de revalidatie nadien veel moeizamer’, verduidelijkt fysisch geneesheer dr. Henk Dijs.
In de acute fase is het vooral noodzakelijk om de patiënt weer op de been te krijgen. Zodra hij mobiel is, kan hij naar de dienst fysische geneeskunde en revalidatie en verschuift het accent naar opnieuw leren functioneren. ‘Naast kinesitherapie krijgt de patiënt ergotherapie, om de dagelijkse activiteiten weer onder de knie te krijgen’, zegt prof. dr. Gaëtane Stassijns, waarnemend diensthoofd fysische geneeskunde. ‘De revalidatie-arts volgt het herstel op en is er ook voor patiënten die een prothese nodig hebben. Verder helpen we bij de zoektocht naar hulpmiddelen, van aangepast bestek tot een rolstoel. De maatschappelijk werker kan de patiënt onder meer begeleiden bij zijn terugkeer naar de arbeidsmarkt. Bij hersenbeschadiging krijgt de patiënt ook cognitieve revalidatie onder begeleiding van de psycholoog of de ergotherapeut.’ Ook na hun ontslag kunnen patiënten voor ambulante revalidatie in het UZA terecht.