België behoort op het vlak van klinisch onderzoek tot de wereldtop. ‘We mogen prat gaan op een lange traditie in klinische studies, waarbij we zowel kwaliteit als snelheid leveren. Internationale farmaceutische bedrijven zien onze wetenschappelijke instellingen terecht als een betrouwbare partner’, zegt prof. dr. Hans Prenen, adjunct-diensthoofd oncologie en hoofd van de fase 1-klinische studies. ‘Universitaire ziekenhuizen zoals het UZA dragen daar bij uitstek toe bij.’
Slimme wisselwerking
Complexe studies vragen om moderne apparatuur, efficiënte methodes en voldoende personeel. Het UZA centraliseerde in 2009 haar kankeronderzoek binnen het Multidisciplinair Oncologisch Centrum Antwerpen (MOCA). Onderzoek naar verschillende kankers zit in ons ziekenhuis niet over aparte diensten versnipperd. Het gebeurt onder dezelfde koepel, wat inhoudelijk en organisatorisch voordeel oplevert. Het MOCA legt zich voornamelijk toe op fase 1- en fase 2-studies (zie kaderstuk), waarbij we medicatie voor het eerst op patiënten testen.
Onderzoek naar verschillende kankers zit in ons ziekenhuis niet onder aparte diensten versnipperd.
Met de jaren groeide het oncologisch onderzoeksteam van het UZA uit tot een geoliede machine. Prenen: ‘Ons onderzoek verloopt erg gestroomlijnd. We weten perfect hoe we een klinische studie moeten uitvoeren, welke procedures erbij komen kijken, hoe je de administratie regelt … En we werken vlot met de farmaceutische industrie samen.’
Focus op preventie
Inhoudelijk focust het kankeronderzoek vandaag meer dan vroeger op preventie. Prenen: ‘Ik denk bijvoorbeeld aan families met een genetisch syndroom, die vaak een sterk verhoogd risico op meerdere kankers hebben. Als je kan nagaan wie er drager is, kan je die mensen opvolgen.’ De dienst oncologie spitst zich vooral toe op de vroege opsporing en preventie van darmkanker. ‘We onderzoeken stukjes DNA op afwijkingen die op een verhoogd kankerrisico kunnen wijzen. Dat zou wel eens tot een doorbraak kunnen leiden’, zegt prof. dr. Marc Peeters, diensthoofd oncologie en coördinator van het MOCA.
Een ander actueel onderzoekstopic is de vroegtijdige opsporing van kanker in het bloed. Dat gebeurt met een liquid biopsy: in plaats van een stukje weefsel te analyseren, zoals bij een klassieke biopsie, wordt het bloed onderzocht op stukjes DNA die van kankercellen afkomstig kunnen zijn. Prenen: ‘Dat opent ook mogelijkheden voor een bevolkingsonderzoek. Met een eenvoudige bloedafname zou je breed kunnen screenen op meerdere kankertypes. Je kan die personen eruit halen die verder onderzoek nodig hebben, zoals een mammografie of een darmonderzoek.’ De techniek in kwestie is ook nuttig voor de behandeling van kanker: ze maakt het mogelijk om herval vroeg op te sporen en om snel na te gaan of je therapie aanslaat. ‘Zo kan je als arts korter op de bal spelen’, zegt Peeters.
Genetische analyse
Kankerbehandelingen maakten de voorbije jaren een enorme evolutie door, met de komst van heel wat gerichte behandelingen. Prenen: ‘Als we kunnen achterhalen welke genetische afwijking aan de basis van de kanker ligt, kunnen we vaak, al dan niet in studieverband, een therapie inzetten die zich alleen op de kankercellen richt en de gezonde cellen ongemoeid laat. Lees: een therapie die veel minder nevenwerkingen geeft. Dé grote vooruitgang is dat we vandaag in twee tot vier weken een volledig genetisch profiel van een kanker kunnen opstellen.’
Als je de genetische afwijking achter een kanker kent, kan je therapieën alleen op die cellen richten.
De grote uitdaging blijft uitzoeken welke patiënt voor welke gerichte behandeling in aanmerking komt. Sommige genmutaties komen bij minder dan 0,5 procent van de patiënten met een bepaald kankertype voor, maar de ontdekking ervan kan de sleutel zijn tot een behandeling met spectaculaire resultaten. ‘Om die zeldzame tumortypes eruit te halen, moeten we de kankerzorg herorganiseren, waarbij we de genetische analyse of profilering van tumoren centraliseren. Niet elk laboratorium kan die profileringtests immers aanbieden. Referentiecentra als het UZA kunnen daarbij een grote rol spelen’, aldus Peeters.
Vier onderzoeksfasen
Klinisch kankeronderzoek doorloopt normaal vier fasen, al wordt daar om verschillende redenen steeds vaker van afgeweken.
- Fase 1-studie: het medicijn wordt voor het eerst getest op een kleine groep kankerpatiënten, om de veilige dosis te bepalen. Almaar vaker wordt in die fase ook al de werkzaamheid getest.
- Fase 2-studie: de werkzaamheid van het medicijn wordt op een kleine groep patiënten getest.
- Fase 3-studie: studie met een grote groep patiënten, waarbij de nieuwe therapie wordt vergeleken met de standaardbehandeling. Is er echter al een groot effect te zien in fase 1 en 2, dan komt er vaak geen fase 3.
- Fase 4-studie: verder onderzoek naar een al geregistreerd medicijn om zeldzame bijwerkingen en de resultaten op lange termijn te bestuderen.