Vlaanderen begon in 2001 met een bevolkingsonderzoek naar borstkanker: vrouwen van 50 tot en met 69 jaar worden tweejaarlijks uitgenodigd voor een gratis mammografie. In 2013 kwamen daar de screeningprogramma's naar baarmoederhalskanker en darmkanker bij. Vooral het bevolkingsonderzoek naar borstkanker ligt vaak onder vuur. Volgens sommigen weegt het aantal sterfgevallen dat je ermee voorkomt niet op tegen de nadelen, zoals een teveel aan radiologische straling, nodeloze onderzoeken en zelfs overbodige operaties.
In hoever verminder je met kankerscreening het aantal sterfgevallen?
Prof. dr. Guido Van Hal, vakgroep epidemiologie en sociale geneeskunde Universiteit Antwerpen : 'Als 65 tot 70 % van de vrouwen zich voor borstkanker laat screenen, daalt het aantal overlijdens door borstkanker met ongeveer een vijfde. Het aantal sterfgevallen door darmkanker kun je met 16 % verminderen als 45 % van de doelgroep deelneemt. In Vlaanderen neemt nu al meer dan de helft deel. Baarmoederhalskanker is een verhaal apart: voor de screening lieten zes op de tien Vlaamse vrouwen zich ook al bij de gynaecoloog onderzoeken. We kunnen echter nog heel veel winst boeken bij die overige 40 %.'
Prof. dr. Marc Peeters, diensthoofd oncologie: 'Door te screenen verminder je niet alleen het aantal sterfgevallen door kanker, je voorkomt ook veel kankers. Bij darmkanker spoor je immers poliepen op, die de voorbode van een tumor kunnen zijn. En ook bij baarmoederhalskanker kun je letsels behandelen die aan de eigenlijke kanker voorafgaan.'
16 % minder overlijdens door darmkanker lijkt wel niet zo veel.
Van Hal: 'Nee, maar dat is het cijfer op bevolkingsniveau, vanuit de veronderstelling dat maar 45 % deelneemt. Het persoonlijke voordeel is veel groter. Als iemand tweejaarlijks aan de darmkankerscreening deelneemt, is er 90 % kans dat een eventuele poliep of darmtumor in een vroeg stadium wordt gevonden. En de kans om aan borstkanker te overlijden, halveert als je je laat screenen. Niet onbelangrijk als je weet dat we in België het hoogste aantal gevallen van borstkanker in heel Europa hebben.'
Vanwaar dan vaak die kritiek op kankerscreening?
Van Hal: 'Vooral borstkankerscreening wordt in vraag gesteld. Onderzoek zou aantonen dat dat op bevolkingsniveau weinig of niets oplevert. Veel hangt echter af van de onderzoeken waarop je je baseert. Zo is screenen bij vrouwen jonger dan vijftig veel minder efficiënt, onder meer doordat de borsten op die leeftijd nog veel klierweefsel bevatten en je daardoor veel afwijkingen mist. Bekijk je de studies waarin alleen vijftigplussers zijn opgenomen, dan zie je wel degelijk een daling in de sterfte door borstkanker. Nederland en het Verenigd Koninkrijk, die al veel langer screenen dan wij, deden recent elk een grootschalig onafhankelijk onderzoek naar het nut van borstkankerscreening. In beide gevallen bleef het nut ervan onomstotelijk overeind.'
Peeters: 'Het argument dat je door de straling meer borstkankers veroorzaakt dan dat je levens redt, snijdt geen hout. We screenen nu al bijna vijftien jaar en hebben geen toename van het aantal borsttumoren door mammografie gezien. Bovendien wordt er door de verbeterde technologie een almaar lagere stralingsdosis gebruikt.'
En wat met overbehandeling? Door de screening worden naar verluidt soms tumoren geopereerd die anders nooit problemen zouden hebben gegeven.
Peeters: 'Bij heel kleine kankerletsels kunnen we op dit moment inderdaad niet voorspellen welke ooit klachten zullen geven en welke niet. Daardoor wordt een klein aantal patiënten nodeloos geopereerd. Dat weegt echter niet op tegen al die andere patiënten voor wie een ingreep wel absoluut noodzakelijk is.'
Hoe kan de kwaliteit van de screeningsprogramma's nog verder verbeteren?
Peeters: 'We willen onze screeningstechnieken nog verder verfijnen. Ik denk bijvoorbeeld aan een betere stoelgangtest die ons in staat stelt om een onderscheid te maken tussen mensen die frequent op darmkanker moeten worden gescreend en personen met een veel lager risico. Ook nemen we nu alle darmpoliepen weg, omdat we niet kunnen voorspellen welke zullen ontaarden en welke niet. In de toekomst zullen we dat mogelijk wel kunnen inschatten. Dat is belangrijk omdat je bij het wegnemen van een poliep altijd een heel klein risico hebt op een bloeding of perforatie.
Ook bij borstkanker zullen we de doelgroep op termijn hopelijk kunnen indelen naargelang risico, zodat sommige vrouwen bijvoorbeeld maar vijfjaarlijks een onderzoek moeten ondergaan. Een andere piste is het opsporen van tumor-DNA in het bloed. Dan zou je aan de hand van een bloedtest heel vroeg kunnen achterhalen of iemand kanker heeft.'
Een aanzienlijk aandeel van de Vlamingen neemt niet deel aan de screeningsprogramma's. Hoe komt dat volgens u?
Van Hal: ' Dat klopt, voor borstkanker bijvoorbeeld zitten we aan een deelname van 50 %, tegenover 80 % in Nederland. Dat heeft allicht met een mentaliteitsverschil te maken. Vlamingen staan in het algemeen sceptischer tegenover overheidsinitiatieven. Bij de lagere sociale klassen zie je dan weer dat mensen minder met hun gezondheid bezig zijn en ook minder het belang van vroege opsporing inzien. Ook geld is bij hen een drempel: een raadpleging betalen is niet evident, ook al krijgen ze dat bedrag nadien grotendeels terugbetaald.'
Hoe kunnen we dat cijfer naar boven krijgen?
Peeters: 'We moeten screening onder de aandacht blijven brengen van het grote publiek, met toelichting van de voor- en nadelen. De boodschap moet echter duidelijk zijn: screening is zinvol en noodzakelijk. Het is onze taak als zorgverleners om iedereen te motiveren om deel te nemen.'
Van Hal: 'Verder denken we voor baarmoederhalskanker aan een zelftest, die vrouwen thuis zouden kunnen doen. Voor minder gegoede patiënten zou ook een derdebetalersregeling kunnen helpen: dan moeten ze op raadpleging bij de dokter alleen nog het remgeld betalen.'
Komen er in de nabije toekomst in Vlaanderen nog andere vormen van kankerscreening bij?
Van Hal: 'Toch niet meteen. Screening voor prostaat- of longkanker is alleszins niet voor morgen. Voor prostaatkanker hebben we geen test die gevoelig genoeg is en is er een groot risico op overbehandeling. Veel patiënten worden immers oud mét hun prostaatkanker, terwijl een operatie belangrijke risico's inhoudt. Ook voor longkanker is er tot vandaag geen eenvoudige test die een longtumor in een pril stadium kan opsporen.'