Een nieuwe generatie sensoren zal via chiptechnologie het hart en de ademhaling van de patiënt in zijn slaap monitoren, zonder dat de patiënt daar veel van merkt. Door ze in te bouwen in een matras bijvoorbeeld. Bovendien gaat het om telemonitoring: de gegevens worden doorgestuurd naar de behandelende arts, zodat de patiënt even goed thuis kan worden opgevolgd.
Geen kabels meer
Bij aandoeningen zoals COPD (Chronic Obstructive Pulmonary Disease), verzwakte ademhaling bij spierziekten, slaapapneu en andere aandoeningen van het ademhalingsstelsel is slaapmonitoring nodig voor de diagnose of de opvolging van de behandeling. Een groeiende groep patiënten – zo’n 200 in het UZA – wordt thuis beademd, met een beademingstoestel. Zo’n 3000 UZA-patiënten slapen met een CPAP-beademingstoestel (Continuous Positive Air Pressure) wegens slaapapneu, een aandoening waarbij de keelholte dichtklapt tijdens de slaap en er zuurstoftekorten ontstaan. Zij hebben allemaal nood aan slaapmonitoring.
‘Momenteel is slaapmonitoring nogal belastend voor de patiënt, doordat hij via kabels en elektroden met allerlei toestellen verbonden is,’ zegt prof. dr. Wilfried De Backer. ‘Bovendien geeft een klassiek slaaponderzoek ook maar informatie over één nacht. Met eenvoudige sensoren die patiënten thuis kunnen gebruiken, zouden we hen een hele week of langer kunnen opvolgen en krijgen we een correcter beeld. Dat is belangrijk om een diagnose te stellen, maar ook om de therapie van heel dichtbij op te volgen. De gegevens van een CPAP-toestel bijvoorbeeld komen vaak pas na weken of zelfs maanden bij ons. Het nieuwe systeem zou continu meten en gegevens doorgeven, waardoor we veel sneller zouden merken of de therapie het beoogde resultaat heeft. Bovendien zouden we een grotere groep patiënten van nabij kunnen opvolgen.’
Vier sensoren
Concreet worden binnen het project vier sensoren ontwikkeld:
- Een sensor in de vorm van een kabel die wordt ingeweven in een matrashoes. Uit de op-en-neergaande bewegingen haalt de sensor informatie over de ademhaling.
- Een sensor in een kleine, draadloze patch die op de borst wordt gekleefd en een elektrocardiogram (EKG maakt) van het hart.
- Een microsensor in een beademingsmasker die het CO2-gehalte in de uitgeademde lucht meet. Een te hoog CO2-gehalte wijst op onvoldoende beademing. Momenteel gebeurt de meting via een buisje in de neus en een extern analysetoestel.
- Een sensor in de matras die vochtigheid en temperatuur meet en zo een beeld geeft van het autonome zenuwstelsel van de patiënt.
Check en dubbelcheck
De voornaamste rol van het UZA in het project is om alle gegevens van de nieuwe sensoren klinisch te valideren. Het UZA test de sensoren uit bij patiënten in het ziekenhuis en vergelijkt of de gegevens overeenkomen met die van de klassieke toestellen. De Backer: ‘We moeten natuurlijk 100% zeker zijn dat die sensoren juist meten. En vooral: dat de meting bij iedereen correct is, ook bijvoorbeeld bij zwaar obese patiënten of kinderen. Dat maakt dit project zo speciaal. In het verleden zijn al sensoren ontwikkeld, maar er is nog maar weinig klinisch gevalideerd.’
Trekker van het project is het IBBT (Interdisciplinair Instituut voor Breedbandtechnologie). Financiële steun kwam er van het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT).