WAT is een defibrillator?
Een defibrillator is een toestel dat wordt gebruikt om mensen met een hartstilstand te reanimeren. De naam verwijst naar fibrilleren, dat is chaotisch samentrekken of trillen, wat het hart op die momenten meestal doet. Door middel van een elektrische schok kan een defibrillator het hart opnieuw in het juiste ritme en op gang brengen. Er bestaan zowel externe als interne defibrillatoren.
WAT is het verschil tussen een externe en een interne defibrillator?
Een externe defibrillator is een toestel waarmee een arts of verpleegkundige iemand kan reanimeren. Er bestaan ook automatische externe defibrillatoren (AED). Die kunnen door iedereen bediend worden.
Een interne defibrillator (ICD of implanteerbare cardioverter defibrillator) is veel kleiner en wordt ingeplant bij personen met een voorgeschiedenis van hartstilstand of met bepaalde aangeboren of verworven hartziekten. De ICD bewaakt continu het hartritme en geeft een schok wanneer dat nodig is.
WAAR vind ik AED’s?
Tegenwoordig zijn heel wat scholen, sportcentra en openbare gebouwen voorzien van een AED-toestel, herkenbaar aan het groene AED-pictogram. AED’s worden enkel gebruikt bij mensen die bewusteloos zijn en niet meer ademen. Ze kunnen mensenlevens redden, omdat er bij een hartstilstand meestal geen tijd is om te wachten op de hulpdiensten. Het is een soort doos met een aan-uitknop en elektroden. Een AED geeft gesproken instructies aan wie het toestel bedient, waardoor iedereen op een juiste manier kan reanimeren. Tijdens het gebruik detecteert het toestel zelf of een stroomstoot nodig is. Om de hersenen van voldoende zuurstof te voorzien, moet een AED wel altijd met borstcompressies (hartmassage) gecombineerd worden.