De radioloog die van alle markten - lees alle specialismen - thuis is, wordt stilaan een uitstervend ras. 'Daarvoor is de kennis van specialismen en technieken te uitgebreid geworden. Eerst waren er alleen röntgenopnamen. Nu zijn er ook echografie, CT-scan, magnetische resonantie (MR) en digitale radiografie. Zelf leg ik mij toe op musculoskeletale radiologie, wat neerkomt op het onderzoek van spieren, gewrichten, pezen, botten en ligamenten', zegt Gielen, adjunct-diensthoofd radiologie en medisch coördinator van S.P.O.R.T.S., het sportmedisch centrum van het UZA.
Dé uitdaging binnen de job is om vanuit de beeldinformatie tot een relevante diagnose te komen. 'Dat kan op verschillende niveaus. Je kunt vaststellen dat een gewrichtsband gescheurd is, maar je kunt ook nagaan voor hoeveel procent die is gescheurd', preciseert Gielen. 'Een hedendaagse radioloog heeft een doorgedreven kennis van de anatomie: je kunt het abnormale maar herkennen als je goed bekend bent met het normale. Bovendien moet je niet alleen ontdekken wat afwijkend is, maar vooral je collega's wijzen op de te behandelen afwijkingen. Want hoe ouder een mens, hoe meer afwijkingen te zien zijn in de radiologische onderzoekingen. Het merendeel zijn echter overblijfselen van doorgemaakte ziektes, die geen behandeling vragen.'
Trefzekerder met de jaren
Het beoordelen van medische beelden is geen zwart-witaangelegenheid. Elke radioloog wordt met de jaren trefzekerder in zijn conclusies. 'Maar doordat de technieken zo snel veranderen, kun je eigenlijk nooit alleen op je ervaring teren', aldus Gielen. 'Levenslang leren is een must.'
Veel contact met patiënten heeft een radioloog meestal niet. 'Daarom ben ik blij dat ik ook echografieën doe, dan zie ik de patiënten wel. De radioloog werkt altijd in opdracht van de behandelende arts. Die kadert de resultaten in het grotere geheel. Daarom wordt de uitslag niet altijd meegedeeld aan de patiënt, hoe moeilijk dat soms ook is.'
Sportblessures in beeld
Al vroeg in zijn carrière legde prof. dr. Jan Gielen zich toe op het onderzoek van sporters. Uit liefde voor de sport? 'Ik kom uit een heel onsportieve familie', lacht hij. 'Thuis deden wij niet aan sport en gingen we niet naar het voetbal. Toen ik destijds voor het eerst Jean-Marie Pfaff moest onderzoeken, kende ik die niet.' Dat gebrek aan affiniteit met de sportwereld vindt hij geen nadeel, integendeel: het waarborgt de objectiviteit.
'Sportgeneeskunde is boeiend doordat het een kruispunt van disciplines is, van fysische geneeskunde en radiologie tot cardiologie en psychologie. En ook op onderzoeksvlak zijn er veel uitdagingen.' Binnenkort hoopt Gielen te kunnen deelnemen aan een Europees onderzoek waarin hij het effect van inspanning op spiersterkte en fitheid wil onderzoeken.