In België krijgen elk jaar zo'n 25.000 mensen een beroerte of cerebrovasculair accident (CVA). Dat betekent letterlijk ongeval in de bloedvaten van de hersenen. Meestal is er sprake van een herseninfarct: een bloedklontertje blokkeert de bloedtoevoer naar een deel van de hersenen. Daardoor krijgt dat deel geen zuurstof meer en ontstaat er al na een paar minuten onherstelbare schade. Een ander type CVA is de hersenbloeding, veroorzaakt door een scheur in een hersenbloedvat. Ongeveer 15% van de patiënten overleeft een beroerte niet, waarmee het in onze samenleving de derde belangrijkste doodsoorzaak is.
De meest opvallende symptomen van een beroerte zijn verlamming aan één kant van het lichaam, spraakstoornissen en een verminderd gezichtsveld. Als de linkerhelft van de hersenen is getroffen, raakt de rechterlichaamshelft verlamd en omgekeerd. Spraakstoornissen zijn meestal het gevolg van een infarct in de linkerhersenhelft of in de hersenstam. De meest voorkomende onderliggende oorzaken van een CVA zijn problemen in de grote bloedvaten van de hals of de hersenen, vernauwingen in de kleine bloedvaten van de hersenen of specifieke hartritmestoornissen. Bij zowat 30% van de patiënten is er geen duidelijke oorzaak te vinden.
Eerste 3 uur cruciaal
‘Een CVA is zonder meer een spoedgeval’, onderstreept prof. dr. Patrick Cras. ‘De eerste drie uur na een beroerte is er namelijk een intensieve behandeling met bloedverdunners mogelijk, trombolyse genaamd. Zo kunnen we de bloedklonter oplossen en de blijvende schade beperken. Na drie uur is die behandeling niet meer mogelijk, omdat er dan een groot risico is op een hersenbloeding in de zone waar het CVA heeft toegeslagen.’
Spijtig genoeg wachten mensen bij een beroerte vaak veel te lang voor ze medische hulp zoeken. Wellicht ook doordat een CVA pijnloos is, wat de verkeerde indruk wekt dat het allemaal niet zo dringend is. De Belgian Stroke Council, een vereniging die artsen, patiënten en bedrijven uit de farmaceutische industrie verenigt, voerde daarom campagne om de symptomen van een beroerte beter bekend te maken.
Voor met trombolyse wordt gestart, wordt bij de patiënt een CT-scan genomen om een hersenbloeding uit te sluiten. In dat geval zijn bloedverdunners immers uit den boze. Daarnaast zijn er nog factoren die bepalen of iemand al dan niet in aanmerking komt voor trombolyse, waaronder leeftijd, medicatiegebruik en de omvang van de beroerte. ‘Hoe sneller we met trombolyse kunnen starten, hoe beter het resultaat. Wij stellen voorop dat een patiënt die bij ons met een CVA wordt binnengebracht, binnen het uur aan het apparaat moet liggen. Dat veronderstelt de nodige expertise bij de spoedverpleegkundigen, de neuroloog en de arts die de CT-scan interpreteert’, aldus Cras.
Helft ziekenhuis ingeschakeld
Bij de acute behandeling van een beroerte komt nog veel meer kijken. Bloedsuiker en eventuele koorts moeten nauwkeurig worden gecontroleerd en het is ook uitkijken voor infecties en zwelling van het hersenweefsel, de meest gevreesde complicatie bij een CVA. Daarna komt het er vooral op aan het risico op een tweede CVA te verkleinen met de nodige medicijnen, vaak een combinatie van een bloedverdunner en een cholesterolverlagend middel. ‘Soms is een operatie nodig, voornamelijk om een vernauwing van een halsbloedvat te behandelen. Vandaag kan dat ook met een stent’, vervolgt Cras.
Bij de behandeling van CVA-patiënten is zowat de helft van het ziekenhuis betrokken. ‘We spreken dan over de neuroloog, de spoedarts en de radioloog, en afhankelijk van de problematiek ook de cardioloog, de vaatchirurg, de neurochirurg, de oogarts, de diëtiste, de psychiater, het slaapcentrum ... Bij de revalidatie zijn de fysisch geneesheer, kinesitherapeut, ergotherapeut en logopedist betrokken. Je hebt ook ervaren verpleegkundigen op de afdeling nodig, want zij zetten de revalidatie mee om in de praktijk. En ook de dienst patiëntenbegeleiding speelt een cruciale rol’, zegt Cras.
Kans op herstel?
Sommige patiënten kunnen snel weer naar huis, anderen blijven verschillende weken in het ziekenhuis. Vandaar gaan ze in sommige gevallen naar een revalidatiecentrum. ‘De grootste winst wordt geboekt tijdens de eerste drie maanden van de revalidatie’, stipt Cras aan. ‘Hoe jonger de patiënt, hoe groter de kans op herstel. Toch blijft een CVA de belangrijkste oorzaak van een verworven handicap op volwassen leeftijd. Voor sommige patiënten stopt de revalidatie nooit. Die moeten zich blijven inspannen om de herwonnen mogelijkheden te behouden.’
Dankzij spontaan herstel en revalidatie komen patiënten er meestal voor een groot stuk bovenop, al worden de meesten niet meer helemaal de oude. ‘Van de patiënten die werken, gaat maar zo’n derde nadien weer aan de slag’, haalt Cras aan. ‘Dat heeft meestal niet zozeer te maken met motorische handicaps, maar wel met mentale problemen. Die komen vaak pas goed en wel aan het licht als de patiënt weer thuis is. Sommige mensen hebben grote problemen met concentratie, abstract redeneren of oriëntatie. Anderen veranderen sterk van karakter, worden bijvoorbeeld opvliegender of minder geremd. En er zijn ook patiënten die de uiting van emoties niet meer kunnen controleren. Bij de minste prikkel of zelfs zonder aanleiding beginnen die luid te lachen of te huilen. Ook depressie zie je vaak na een CVA, al is dat vaak ook een reactie op de situatie.’
Toch blijft Cras zich vooral verbazen over het doorzettingsvermogen van sommige patiënten. ‘Ik herinner me een jonge vrouw van wie de linkerhand blijvend verlamd was. Die gebruikte haar rechterhand en haar mond om de veters van haar schoenen dicht te knopen. Liever dat dan schoenen te dragen die ze niet mooi vond. Eigenlijk is de hoofdzaak niet dat een patiënt volledig herstelt. Het komt erop aan dat mensen hun levenslust hervinden en de moed hebben om er weer iets van te maken.’