Anesthesie is ervoor zorgen dat de patiënt niks voelt. Die verdoving kan heel plaatselijk zijn, zoals bij de tandarts of de huisarts als die een snee hecht, maar ook algemeen of regionaal. Bij die laatste twee komt de anesthesist in actie.
Ongegronde angst
‘Mensen vrezen een narcose vooral omdat ze daarmee de controle over zichzelf afgeven,’ zegt prof. dr. Marcel Vercauteren. ‘Die angst is echter ongegrond. Narcose is door de jaren heen steeds veiliger geworden. Van de producten die we vandaag gebruiken, kunnen we het effect heel goed voorspellen. Ook de monitoring van patiënten is enorm toegenomen. We volgen een hele reeks parameters voortdurend op. Anesthesisten zijn als piloten in de cockpit van een vliegtuig. Bovendien geldt in België de regel: één operatietafel, één anesthesist.’
Niet alleen zijn de technische middelen van een hoog niveau, ook de anesthesisten zelf zijn goed opgeleide professionals. Luc Sermeus: ‘In België is er bovendien inderdaad in elke operatiezaal een anesthesist aanwezig. Dat is in andere landen, zoals Nederland, zeker niet het geval. Er kan natuurlijk nog altijd iets gebeuren, zoals een allergische reactie of hartproblemen. Maar als dat gebeurt, merken we het wel meteen op en kunnen we adequaat ingrijpen.’
Zenuwen blokkeren
Net als algemene verdoving zijn ook spinale en epidurale verdoving veilige vormen van anesthesie. Vercauteren: ‘Je werkt natuurlijk in de buurt van het ruggenmerg, maar dankzij onze opleiding en ervaring is de kans erg klein dat er iets misgaat. Ik heb in dit ziekenhuis nog nooit iemand verlamd weten blijven door een epidurale of spinale verdoving.’
Ook in de lokale verdoving vinden steeds nieuwe technieken en middelen ingang. Sermeus: ‘Vroeger verdoofden we op vaste plaatsen op het lichaam, waar we de zenuwen goed wisten liggen. Nu gebruiken we een echografie om de zenuwen te zoeken waardoor we ze op elke plaats kunnen blokkeren. Nu kunnen we zelfs zien hoe het middel zich verspreidt rond de zenuw, zodat we precies genoeg verdoving kunnen geven terwijl het comfort voor de patiënt even hoog blijft. De algemene tendens vandaag is immers alleen te verdoven wat moet worden verdoofd.’
Patiënt heeft inspraak
In het UZA komt iedereen die een operatie moet ondergaan, vooraf op consultatie bij een anesthesist. Vercauteren: ‘Soms doen we onderzoeken, zoals bloedonderzoeken of een cardiogram, maar zeker niet altijd. Tot op een bepaalde leeftijd doen we dat zelden.’ Ook over het type anesthesie wordt dan gepraat. ‘De patiënt heeft daar inspraak in. Wij zeggen wat wij meestal doen in hun geval en waarom. Sommige mensen willen per se wakker blijven, maar bij langdurige of zware operaties is dat echt niet aan te raden.’
Tot slot, wat te denken van mensen die zeggen dat ze hun operatie ondanks de verdoving toch bewust hebben meegemaakt? Sermeus: ‘Als iemand niet genoeg wordt verdoofd, is dat mogelijk. Maar de kans is heel erg klein. Op die miljoenen narcoses die plaatsvinden, komt zoiets een handvol keren voor. De hoogtechnologische monitoringsystemen die wij gebruiken, maken het nog extra onwaarschijnlijk. Bovendien hebben wij in bepaalde omstandigheden zelfs een toestel waarmee we voortdurend de diepte van de slaap kunnen volgen. Patiënten mogen gerust zijn: ze slapen wanneer ze moeten slapen en worden wakker als wij dat willen.’
Algemene verdoving
Bij algemene verdoving slaapt de patiënt: hij is zich niet bewust van wat er gebeurt. Daarvoor wordt medicatie toegediend via een ader, of soms gas. De anesthesist gebruikt een combinatie van verschillende middelen:
- een slaapmiddel,
- een spierverslapper,
- een pijnstiller,
- en diverse antidota tegen die drie.
Voor de spierverslapper kunnen er verschillende redenen zijn: de patiënt moet worden beademd via een buisje bijvoorbeeld, maar soms is het ook voor de operatie zelf belangrijk dat de spieren ontspannen zijn.
Regionale verdoving
Bij regionale verdoving blijft de patiënt wakker. Alleen het gebied waar geopereerd wordt, wordt verdoofd door middel van lokale anesthetica die de pijngeleiding in de zenuwen blokkeren. Er zijn verschillende soorten regionale verdoving:
Epiduraal of spinaal
Bij een epidurale of spinale verdoving worden de zenuwen verdoofd in de buurt van het ruggenmerg, meestal via een katheter. Rond het ruggenmerg zit lendenvocht en rond dat vocht zit een vlies, de dura. Bij een spinale prikt de anesthesist door het vlies en spuit hij het verdovend middel in het lendenvocht. Bij een epidurale doorprikt hij het vlies niet, maar spuit hij het product op de zenuwen als ze het ruggenmerg verlaten. Een epidurale biedt de anesthesist meer controle over welk gebied precies wordt verdoofd. De katheter, met een medicatiepomp, kan tot dagen na de operatie blijven zitten met het oog op pijnstilling.Perifeer block
De zenuwen worden op een andere plaats dan de rug geblokkeerd: in de oksel, aan het sleutelbeen, de knie, de elleboog.
Vooraf op raadpleging
Als u in het UZA een operatie moet ondergaan, gaat u vooraf op raadpleging bij de anesthesist. Dat gebeurt minstens 48 uur voor de operatie en best niet langer dan drie tot zes maanden op voorhand, afhankelijk van uw gezondheidstoestand. Als de anesthesist het nodig acht, worden bepaalde onderzoeken uitgevoerd (bloedonderzoek, ECG…). U krijgt op dat moment ook informatie over wat u voorafgaand aan de operatie wel of niet mag doen (eten en drinken, medicatie, of u nadien zelf mag rijden…). Aarzel zeker niet om zelf vragen te stellen over de verdoving en over de pijnbestrijding achteraf.