‘Ik werk al sinds 1980 op de spoedafdeling. Enkele jaren later kwam May bij ons werken, een heel fijne collega-verpleegkundige. May ging samenwonen met haar vriend, in twee duplexappartementen in dezelfde blok, en nadien kregen ze samen een dochtertje, Charlotje. Omdat het kindje ziek was, besliste May om over te schakelen op nachtdiensten zodat ze overdag thuis voor haar kind kon zorgen. Maar die nachtdiensten lagen haar niet. Toen het wat beter ging met haar dochtertje, besloot ze om toch terug in dagdienst te werken.
De ochtend van haar eerste dagdienst sloeg het noodlot toe. Ze stond op, stak het licht aan, en het hele gebouw ontplofte. Haar man overleefde, maar May en Charlotje, die bijna aan jaar was, niet. Wij waren toen de enige spoedafdeling met een MUG, en dus werd ons team opgeroepen. Dr. Beaucourt was de arts die ter plaatse ging. De collega’s hoorden over welke straat het ging, en vreesden meteen voor May. Ikzelf had late dienst en ik hoorde het nieuws pas bij het opstaan. Ik heb meteen mijn collega’s op de spoed gebeld. Ik vroeg of May op het werk was verschenen. Nee, klonk het. Toen wist ik genoeg.
Voor ons team was dat natuurlijk een enorme klap. Hoe ga je om met zo’n verlies? May was ook een heel speciaal iemand. Ze was zo lief, en zo mooi. Dat haar kindje gezondheidsproblemen had, was al zo jammer. En net toen het wat beter begon te gaan, gebeurde dat. Vandaag zijn er niet zoveel collega’s meer die haar nog gekend hebben, maar ik vind dat ze niet vergeten mag worden.’