Paul Van Aken: ‘De verpleegkunde staat voor een grote transformatie. Enerzijds worden almaar hogere eisen gesteld aan zorgkwaliteit en patiëntveiligheid, anderzijds moeten we steeds efficiënter omspringen met onze middelen. Dat is een hele uitdaging.’
Hoe kan de verpleegkundige zorg aan efficiëntie winnen?
‘Technologisch is er nog veel vooruitgang mogelijk. Een voorbeeld: onze verpleegkundigen hebben een elektronische bloeddrukmeter, maar het resultaat noteren ze op een briefje. Zoiets moet onmiddellijk kunnen worden geregistreerd. Maar ook organisatorisch kan het altijd beter. Nieuw zijn de lean-programma’s (lean betekent mager). Die hebben als doel alle overbodige handelingen te schrappen en zo meer tijd over te houden voor echte zorg. Als je om antibiotica toe te dienen, maar twee keer over en weer moet lopen in plaats van vier keer, is dat een hele winst. Er is ook nood aan meer professionalisering. We investeren sterk in bijscholing, maar het effect is niet altijd meetbaar. In de VS kunnen verpleegkundigen een certificaat behalen. Daarvoor moeten ze om de drie jaar praktische tests afleggen. Dat systeem waarborgt de kwaliteit beter dan vrijblijvend bijscholing volgen.’
Er is al jaren een tekort aan verpleegkundigen. Wordt dat probleem nog groter?
‘Ik vrees van wel. Een hele generatie verpleegkundigen staat voor zijn pensioen en intussen kiezen almaar minder jongeren voor het vak. Vroeger waren er voor meisjes niet zo gek veel alternatieven. Nu kan een jonge vrouw alle kanten uit – gelukkig maar. We kampen ook met een imagoprobleem. Het beeld van de verpleegkundige die veel ’s nachts en in het weekend moet werken, blijft bestaan. Terwijl er bij onze verpleegkundigen net een grote tevredenheid is over de combinatie werk-gezin. Ook het cliché van de verpleegkundige met de bedpan is achterhaald: ons vak biedt net de combinatie van hoofd, handen én hart. Volgens Vacature is verpleegkunde trouwens het tweede best betaalde beroep binnen het diploma professionele bachelor. Ook dat argument wordt te weinig uitgespeeld.’
Hoe kunnen we dat tekort intussen opvangen?
‘We moeten alleszins afstappen van het idee dat elke verpleegkundige alles doet. De verpleegkundige evolueert meer naar een zorgcoördinator binnen een groter team waarvan ook niet-verpleegkundige zorgmedewerkers deel uitmaken. Medewerkers met andere kwalificaties nemen de niet-verpleegkundige taken, zoals bedden opmaken en patiëntentransport, op zich. Voor specifieke problemen zoals complexe wondzorg zijn er de gespecialiseerde verpleegkundigen. Zo herverdelen we het werk.’
En hoe stimuleren we jongeren om voor verpleegkunde te kiezen?
‘Door het beroep aantrekkelijker te maken, onder meer door ervoor te zorgen dat verpleegkundigen in hun job kunnen doorgroeien. Zo moeten er meer gepaste functies komen voor verpleegkundigen met een masterdiploma. Doorgroeien kan trouwens ook op de werkvloer. In het UZA hebben we binnen bepaalde specialiteiten, waaronder het operatiekwartier, het systeem van klinische ladders. Verpleegkundigen die binnen hun werkdomein meer verantwoordelijkheid kunnen dragen of expertise opbouwen, worden daarvoor financieel beloond. Voorts zouden verpleegkundigen meer moeten wegen op het beleid, zodat ze meer controle krijgen over hun werkomgeving. In het UZA hebben we nu twee nursing councils, die advies formuleren aan de directie op basis van hun ervaringen.’
In Groot-Brittannië en de VS heb je de zogenaamde nurse practitioners, verpleegkundigen die ook aan onderzoek doen en bepaalde taken van de arts kunnen overnemen.
‘Daar ben ik absoluut een voorstander van. Nu merk je soms dat hooggespecialiseerde verpleegkundigen op een muur botsen. Onze wondzorgverpleegkundige heeft voor bepaalde zalven nog altijd een doktersvoorschrift nodig, hoewel zij perfect weet wat haar patiënt nodig heeft. Pas op, ik pleit er niet voor om van onze verpleegkundigen kleine artsen te maken. We moeten er grote verpleegkundigen van maken.’
Almaar meer ziekenhuizen werken met buitenlandse verpleegkundigen uit onder meer Roemenië, Polen en Tunesië.
‘Ik heb veel respect voor buitenlandse verpleegkundigen die hier hun mannetje staan, maar het blijft een pleister op een houten been. Je zit altijd met een taalbarrière. Bovendien verschuif je zo het probleem. Ik heb me laten vertellen dat ze in Roemenië tegenwoordig verpleegkundigen uit Moldavië moeten halen … We moeten in de eerste plaats de verpleegkundigen die we hebben, behouden, en pas in tweede instantie de instroom verhogen. Verpleegkundigen die met plezier in het UZA blijven werken, zijn de beste ambassadeurs voor ons beroep.’