Dr. Kevin Meuris, dr. Emeline Van Craenenbroeck en dr. Sanne Vellinga zijn alledrie arts-specialist in opleiding, respectievelijk binnen de specialiteit algemene heelkunde, cardiologie en nierziekten. Dat wil zeggen dat ze hun diploma geneeskunde op zak hebben en zich verder specialiseren. Meuris ondervindt dat patiënten niet altijd weten wat een assistent precies is. ‘Komt de dokter ook nog langs?, vragen ze soms.’ Vellinga vindt dat er daarrond best wat meer duidelijkheid mag zijn. ‘Wij zijn wel degelijk arts en worden als dusdanig betaald. Al werkend doen we bijkomende ervaring op.’
Al doende leren
Artsen die willen specialiseren, kunnen niet zomaar aan de opleiding van hun keuze beginnen. ‘Via een strenge selectieprocedure, door een college van stagemeesters uit het UZA en andere ziekenhuizen, wordt bepaald wie tot welke specialisatie wordt toegelaten’, zegt prof. dr. Wouter Vaneerdeweg, coördinerend stagemeester voor algemene heelkunde. Het leeuwendeel van de specialisatie-opleiding speelt zich af op de werkvloer, in de ziekenhuizen. Zo leren specialisten in spe het vak. Door te kijken, en uiteraard ook door te doen.
Dat wil niet zeggen dat een ASO meteen alles mag doen. ‘Elke ASO staat onder toezicht van een stagemeester. Assistenten nemen maar zaken over in de mate dat ze een zeker leertraject hebben afgelegd’, zegt prof. dr. Marie-Madeleine Couttenye, voorzitter van de raad van interne geneeskunde. Ook in de chirurgie worden assistenten uiteraard niet zomaar in het water gegooid. ‘Eerst assisteer je, later mag je al eens een stukje van een operatie zelf doen en pas daarna mag je een eenvoudige ingreep zelfstandig uitvoeren, weliswaar altijd in het bijzijn van de specialist’, legt Meuris uit. ‘Voor mijn eerste ingreep, de verwijdering van een galblaas, was ik best zenuwachtig. Je leert echter maar door te doen.’
Up-to-date blijven
De eindverantwoordelijkheid van een behandeling ligt altijd bij een erkend specialist. Soms controleert die vooral achter de schermen het werk van de assistent. ‘Het is mogelijk dat een patiënt tijdens een consultatie alleen een assistent te zien krijgt. Maar achteraf overlopen we de bevindingen samen en stuur ik waar nodig bij’, legt Couttenye uit. ‘De hoofdzaak is dat je als assistent altijd op iemand kunt terugvallen als je twijfelt of hulp nodig hebt’, vindt Vellinga.
Als opleidingsziekenhuis heeft het UZA meer assistenten op de loonlijst staan dan een gemiddeld ziekenhuis. Vaneerdeweg en Couttenye beschouwen dat als een troef. ‘De inbreng van pas afgestudeerde artsen dwingt ons up-to-date te blijven. Ik kan het niet maken dat een assistent heeft gelezen over een nieuwe therapie waar ik nog niet van heb gehoord’, zegt Couttenye. ‘Assistenten worden trouwens gestimuleerd om wetenschappelijk actief te zijn’, stipt Van Craenenbroeck aan. ‘We worden aangemoedigd om nieuwe onderzoeksthema’s aan te brengen en uit te werken. In die zin sturen we mee de medische vooruitgang.’
Blij geholpen te zijn
In het UZA zijn assistenten altijd te herkennen aan de afkorting ASO op hun badge. Heel soms geeft een patiënt te kennen dat hij liever een erkend specialist wil. ‘Het is niet altijd praktisch haalbaar om op dat verzoek in te gaan. Als je echter aan de patiënt uitlegt dat de erkende specialist zijn dossier mee opvolgt, is hij meestal gerustgesteld,’ zegt Vellinga.
Het gebeurt vaker dat een patiënt net een band krijgt met een assistent. ‘Als je als assistent een patiënt op de spoed hebt opgevangen, vraagt die nadien soms expliciet of jij hem kunt blijven behandelen. Negatieve ervaringen heb ik eigenlijk nog nooit gehad. Mensen met een acuut hartprobleem zijn vooral blij dat ze snel en goed worden worden geholpen’, zegt Van Craenenbroeck.