Sperma- of eiceldonatie vormt voor heel wat koppels en alleenstaande moeders de enige kans op een eigen kind. Helaas dreigt er meer dan ooit een tekort aan donoren.

Moet anonieme donatie behouden blijven of heeft elk donorkind het recht om de identiteit van zijn of haar donor te kennen? Die vraag ligt ook in België al een tijd op tafel. In Nederland en Engeland werd anonieme donatie verboden, waarna het aantal kandidaat-donoren kelderde. Ook uit Belgisch onderzoek blijkt dat een derde tot de helft van de potentiële donoren zou afhaken als hun anonimiteit niet gewaarborgd blijft.
 
Ziet het ernaar uit dat ook ons land anonieme donatie zal afschaffen?

Prof. dr. Diane De Neubourg, hoofd CRG: 'Politiek is het momenteel erg stil rond de kwestie. Er zijn verschillende strekkingen: sommige partijen willen een absolute opheffing van anonieme donatie, anderen vinden het beter om de donoren en wensouders tussen verschillende opties te laten kiezen. Ze zouden dan ook voor een gedeeltelijke opheffing van de anonimiteit kunnen opteren, waarbij het donorkind bepaalde zaken te weten mag komen, zoals uiterlijke kenmerken, opleiding, interesses en persoonlijkheidstrekken. In ons team voelen we meer voor die laatste optie, omdat we denken dat veel wensouders niet klaar zijn voor volledige transparantie. We zijn er ook van overtuigd dat de meerderheid van de ouders en donorkinderen gelukkig is met het huidige systeem. Wat niet wegneemt dat ook de andere partijen zeker moeten worden gehoord.'
 
Is het aanbod spermadonoren momenteel nog groot genoeg?

De Neubourg: 'In ons centrum kunnen we de vraag net volgen. Er zijn geen wachttijden en we hoeven geen beroep te doen op buitenlandse spermabanken.'
Prof. dr. Usha Punjabi, hoofd IVF-laboratorium: 'Dat heeft als voordeel dat je bepaalde zaken beter kunt controleren. Zo stelt de Belgische wet dat er maximaal zes vrouwen een beroep mogen doen op eenzelfde donor, om het risico op inteelt tot een minimum te beperken. Met een buitenlandse donor heb je daarover minder zekerheid.'
 
Hoe kunnen de wensouders zeker zijn dat ze gezonde zaadcellen krijgen?

Punjabi: 'Bij de screening van de donor doorlopen we drie stappen. In eerste instantie controleren we de kwaliteit van het sperma, waarbij we dat ook checken op DNA-breuken (zie p. xx). In tweede instantie gaat de kandidaat-donor langs bij de androloog, die een lichamelijk onderzoek doet en nagaat of er geen familiale of genetische belasting is. Ten slotte controleren we ook het bloed op onder meer hepatitis B en C en hiv. Dat bloedonderzoek herhalen we zes maanden na de laatste donatie, omdat je sommige infectieziekten pas na een tijd in het bloed kunt opsporen. Pas dan wordt het ingevroren spermastaal vrijgegeven. Per inseminatie gebruiken we minstens twee miljoen beweeglijke zaadcellen. Het kan ook met minder zaadcellen, maar we willen de kans op een zwangerschap zo groot mogelijk maken voor de patiënt.'
 
En wat met eiceldonatie?

Gerd Van Nevel, verpleegkundige: 'Eiceldonoren zijn niet dik gezaaid, waardoor je al gauw tegen een wachttijd van twee of drie jaar aankijkt. Daarom motiveren we koppels om zelf op zoek te gaan naar een eiceldonor in hun omgeving. Sommigen kiezen daarbij voor kruisdonatie: de eicel van de eigen donor, bijvoorbeeld een zus, wordt dan geruild met de eicel van een andere, anonieme donor. De eiceldonor moet voor een stuk een normale IVF-procedure doorlopen, wat best belastend en niet helemaal zonder risico is.'
 
Eicel- of spermadonatie is voor de wensouders ongetwijfeld ook emotioneel belastend.

Van Nevel: 'Ja, het is niet zomaar een medische behandeling, maar een procedure die heel wat draagkracht vergt. Koppels of wensmoeders hebben vaak allerlei vragen en zorgen rond anonimiteit, de ethische kant, de kostprijs, slaagpercentages ... Daarom hechten we veel belang aan een goede ondersteuning. We geven veel advies en uitleg en proberen een houvast te zijn voor de wensouders.'  
 
Biedt het CRG ook embryodonatie aan?

De Neubourg: 'Ja, dat kan een oplossing zijn voor koppels bij wie bijvoorbeeld zowel de eicellen als het sperma van onvoldoende kwaliteit zijn. Het gaat om ingevroren embryo's van andere koppels die niet werden benut tijdens een IVF-procedure. In de praktijk komt embryodonatie echter heel weinig voor. Als koppels al embryo’s over hebben, zijn ze immers zelden bereid om die af te staan aan een ander koppel. De gedachte dat er dan misschien ooit ergens een kind rondloopt dat biologisch van hen is, ligt erg moeilijk. Om die reden hebben we weinig donorembryo's ter beschikking.'

Aangemaakt op
Laatste update op