Wanneer een product, zoals medicatie, invloed heeft op het leven of de gezondheid van individuen, moet een juiste prijs bepaald worden wegens de morele implicaties. Hoge prijszetting van medicatie wordt meestal gemotiveerd door te wijzen op de hoge ontwikkelingskosten: een nieuw kankermedicijn zou 1 miljard dollar kosten. Farmaceutische bedrijven die onderzoek doen en nieuwe levensreddende medicatie ontdekken, mogen daar winst op maken. Een studie verschenen in Blood op 25 april van dit jaar toont echter aan dat de prijszetting onhoudbaar is omdat het vrijemarktprincipe gehanteerd wordt en dus niet het principe van de juiste prijs. De ontwikkelingskosten zijn dikwijls op minder dan twee jaar terugverdiend.
Als de prijs van een medicijn de waarde reflecteert, dan zou de prijs in verhouding moeten staan tot het voordeel dat de patiënt er objectief gemeten kan van krijgen, zoals langere levensduur of betere levenskwaliteit. De prijzen die betaald worden voor die medicatie weerspiegelen die objectieven echter niet, toont het artikel aan. De prijzen verschillen ook sterk van land tot land, zodat kan worden verondersteld dat niet de waarde, maar wel politieke en sociale factoren de prijs bepalen: wordt er door de overheid en de verzekeringsinstellingen sterk onderhandeld of niet?
De vraag bij die medicatie is dus niet alleen hoeveel de samenleving wil investeren om het leven van patiënten te verlengen, maar ook wat een juiste, ethisch verantwoorde prijs is voor die medicatie.