1. Komen kinderen sneller aan de beurt dan een volwassen patiënt?
Mattheij: 'In principe niet. Op de spoed komen mensen met de meest dringende problemen eerst aan de beurt, of ze nu jong zijn of oud. De triage gebeurt door een verpleegkundige, op basis van een internationaal aanvaard systeem. Wel zijn er plannen voor een aparte wachtkamer voor kinderen, op hun maat ingericht. Zo kunnen ze spelen en zijn ze sneller op hun gemak. En ook de ouders hebben dan minder stress. Dat maakt het ook voor ons gemakkelijker. Per patiënt is er overigens een vaste verpleegkundige, zodat ouders en kind één aanspreekpunt hebben.'
2. Kan ik altijd bij mijn kind blijven op de spoed?
Mattheij: 'Bij volwassen patiënten mag maar één begeleider mee, maar voor kinderen maken we een uitzondering. Beide ouders mogen mee binnen zodat het kind zich geruster voelt. In principe mogen ouders altijd bij hun kind blijven, tenzij in specifieke gevallen. Zo kunnen we bij sommige radiologische onderzoeken geen begeleider toelaten wegens de straling. Als het kind wordt opgenomen op de kinderafdeling, mag één ouder blijven inslapen. Op intensieve zorg kunnen ouders helaas niet blijven slapen, omdat die afdeling om een striktere organisatie vraagt.'
3. Wordt mijn kind hoe dan ook gezien door een kinderarts?
Mattheij: 'Dat hangt van het probleem af. Een wonde wordt bijvoorbeeld door een spoedarts of een chirurg in opleiding verzorgd, terwijl een klacht als benauwdheid iets voor de kinderarts is. In de praktijk is dat meestal een kinderarts of urgentie-arts in opleiding, die onder mijn supervisie staat. Bij grensgevallen, bijvoorbeeld buikpijn die op een blindedarmontsteking kan wijzen, kijkt de chirurg of chirurg in opleiding met ons mee.'
4. Worden de spoedverpleegkundigen specifiek opgeleid om met kinderen om te gaan?
Mattheij: 'Ja, ze krijgen onder meer een opleiding over procedures die specifiek zijn bij kinderen, zoals de plaatsing van een blaassonde. Alle spoedverpleegkundigen konden ook deelnemen aan een EPLS-training (European Pediatric Life Support) over de herkenning en behandeling van zieke kinderen. Verder leid ik spoedmedewerkers al doende op om kinderen zo goed mogelijk op te vangen.
5. Niet alle kinderen kunnen goed uitleggen wat er precies scheelt. Hoe gaat de arts daarmee om?
Mattheij: 'Als de leeftijd het toelaat, spreken we in eerste instantie altijd het kind zelf aan. Natuurlijk willen we ook het verhaal van de ouders horen, maar het is belangrijk dat ook het kind zelf kan vertellen welke klachten het heeft. Soms horen de ouders dan ook iets nieuws. Als je aan het kind rustig uitlegt wat er precies gaat gebeuren, zal het ook minder angstig zijn.'
6. Wat is het pijnbeleid bij kinderen?
Mattheij: 'Aan oudere kinderen wordt tijdens de triage gevraagd om hun pijn een score te geven. Bij jongere kinderen kijkt de verpleegkundige naar factoren zoals de gelaatsuitdrukking en de houding om tot een pijnscore te komen. Indien nodig krijgt het kind al tijdens de triage pijnstilling. De pijn van een prik verzachten we door vooraf een pijnstillende zalf of een verdovende pleister aan te brengen, tenzij de bloedname echt onmiddellijk moet gebeuren. Voor de hechting van een wonde kunnen we plaatselijk een pijnstiller geven. Bij ingrijpender procedures als een ruggenprik of als het kind heel angstig is, geven we soms een mengsel van zuurstof en lachgas om het kind te kalmeren.'
7. Ik ben bang dat ik helemaal van slag raak als mijn kind bijvoorbeeld een pijnlijk onderzoek moet ondergaan. Is het dan niet beter dat mijn partner meegaat?
Mattheij: 'Als kinderarts bekommer ik mij altijd om het kind én de ouders. Zijn zij heel ongerust, dan dragen ze dat inderdaad over op hun kind. Soms moet ik hen even apart nemen om dat uit te leggen, en dan herpakken ze zich meestal snel. Als ouders een bepaalde procedure, bijvoorbeeld de plaatsing van een maagsonde, liever niet zien, is het beter dat ze eventjes op de gang wachten. Voor het overige zal het kind zich echter beter voelen als beide ouders aanwezig zijn.'
8. Wat als mijn kind niet wil meewerken aan het onderzoek?
Mattheij: 'Een kind onderzoeken vraagt tijd en geduld. Ik doe altijd de belangrijkste onderzoeken eerst. Kleine truukjes maken soms het verschil, zoals een klein kind onderzoeken terwijl het op de schoot van mama of papa zit. Een iets ouder kind kalmeert meestal als je rustig uitlegt wat er te gebeuren staat. Ook het vooruitzicht van een cadeautje na een prik of vervelend onderzoek - we noemen het prikcadeautjes - doet wonderen. Als het kind flink is geweest, krijgt het na afloop een dapperheidsdiploma.'