Haar man Michel glundert. ‘Morgen vieren we onze 45ste huwelijksverjaardag. Wie had dat durven hopen?’ Aan hun gouden jubileum durft Rita, wiskundelerares op rust, nog niet te denken. Momenteel voelt ze zich echter goed en daar is ze blij om. ‘De diagnose viel begin 2011’, vertelt ze. ‘Ik had al maanden een prikkelhoest en was vaak moe. Na tal van siroopjes en pilletjes die niet hielpen, klopte ik op tafel. Ik eiste een longfoto, en wel meteen. Zo kwam de longkanker aan het licht.’ Het verdict was hard: de tumor was ongeneeslijk, want uitgezaaid tot in de lymfeklieren en het longvlies. ‘Ik las in het verslag dat ik een palliatieve behandeling zou krijgen. Vreselijk klinkt dat’, vindt Rita.
Diverse chemokuren volgden, eerst in een regionaal ziekenhuis, daarna in het UZA. ‘Het eerste gesprek met UZA-longarts dr. Janssens was een verademing’, herinnert Michel zich. ‘Ze verzekerde ons dat ze al het mogelijke zouden doen en kwam heel positief over. Dat heb je nodig.’ Toch zag het er na een klein jaar slecht uit. Een doelgericht medicijn kon het tij misschien nog doen keren. Rita: ‘Zo’n geneesmiddel stopt de kanker tijdelijk, maar werkt alleen bij specifieke tumoren. Een kuur met erlotinib hielp niet. Crizotinib was de volgende optie, maar ik had maar 5% kans om ervoor in aanmerking te komen. Ik was echter bij de gelukkigen. In mei 2012 ben ik ermee gestart.’
Schitterend nieuws
Vanaf toen brachten de controles telkens schitterend nieuws. De kanker stabiliseerde en werd zelfs licht teruggedrongen. ‘Een mirakel’, lacht Michel. De nevenwerkingen, waaronder gewichtstoename en vochtophoping in voeten en benen, neemt Rita erbij. ‘Ik ben nog altijd wat sneller moe, maar verder voel ik me uitstekend. Mijn dag is gevuld met activiteiten en tussen twee controles in reizen Michel en ik veel, begin dit jaar zelfs naar Zuid-Afrika. We genieten ook veel bewuster van de momenten met onze kinderen en kleinkinderen.’ Ooit wordt de tumor resistent aan het middel en begint de kanker opnieuw te groeien, weet Rita. ‘Er is echter een behoorlijke kans dat er tegen dan een nieuw medicijn is.’ ‘En intussen is elke goeie dag er één’, besluit Michel.