Hulp na familiaal geweld - 'Alles is beter dan de ogen te sluiten'

Familiaal geweld is een groot maatschappelijk probleem, en het herkennen om de juiste zorg te kunnen bieden vraagt systematische aandacht bij zorgprofessionals. Sommige kinderen en volwassenen komen op spoed terecht met letsels na vermoedelijk misbruik. ‘We gaan heel behoedzaam om met zo’n situatie. Als zorgverlener wil je hulp bieden en tegelijk vertrouwen opbouwen met de familie’, zegt spoedarts dr. Marjolein Mattheij.

IlseKint
Dr. Ilse Kint
Coördinator van het ZSG Antwerpen
MarjolienMattheij
Dr. Marjolein Mattheij
Pediater-spoedarts
Els Jehaes
Dr. sc. Els Jehaes
Hoofd van het forensisch DNA-laboratorium

Familiaal geweld is wereldwijd één van de meest voorkomende doodsoorzaken bij mensen van 15 tot 44 jaar. Kinderen en vrouwen zijn het vaakst het slachtoffer, maar het treft evenzeer mannen, ouders en ouderen. (1) In België krijgt naar schatting 3 procent van de kinderen te maken met kindermishandeling. Dat cijfer is waarschijnlijk een onderschatting. Dr. Marjolein Mattheij legt zich toe op wetenschappelijk onderzoek naar het correct diagnosticeren van schedel- en hersenletsels bij kinderen. Ze komt als kinderspoedarts ook in de praktijk met jonge slachtoffers in contact. ‘Die patiënten zijn echter het topje van de ijsberg: veel blijft binnenskamers. 

Er bestaan minder zichtbare – maar daarom niet minder schadelijke – vormen van mishandeling, zoals emotioneel of psychisch geweld of verwaarlozing. Elk mishandeld kind heeft een verhoogd risico – 1,5 tot 2,5 keer zo groot – om op volwassen leeftijd chronische ziekten te ontwikkelen als diabetes, hart- en vaatziekten en kanker. We denken bij kindermishandeling vaak aan kinderen die bijvoorbeeld geslagen of zwaar geschud zijn. Maar verwaarlozing is de meest voorkomende vorm van kindermishandeling, en deze vorm is voor ons als hulpverleners vaak nog moeilijker te diagnosticeren. Als een kind blootgesteld wordt aan chronische stress, kan dat zijn of haar gezondheid niet alleen op korte termijn, maar ook op lange termijn heel wat schade toebrengen.’

Van vermoeden naar hulp

‘Het is een heel complex onderzoeksveld. Het begint in het geval van ons onderzoek naar hersen- en schedelletsels al bij de definitie. Wanneer spreek je bijvoorbeeld van “bewezen kindermishandeling”? In veel gevallen blijft het bij een vermoeden. Om de kinderen beter te kunnen diagnosticeren zou het onderzoek de vergelijking moeten kunnen maken tussen kinderen die een toegebracht letsel hebben en die accidenteel een letsel oplopen. Als we als zorgverleners beter kunnen vaststellen hoe een letsel is opgelopen, kunnen we naast beter behandelen ook bijdragen tot het doorbreken van het patroon. 30 procent van de kinderen die komen te overlijden door een toegebracht letsel, is in het voorafgaandelijk jaar al bij een arts geweest voor een ander letsel. Dit betekent dat we als arts blijkbaar niet in staat zijn om dit voorgaande letsel correct te interpreteren, of in ieder geval dat we niet in staat zijn gebleken om erger te voorkómen.’
 

Als we als beter kunnen vaststellen hoe een letsel is opgelopen, kunnen we ook bijdragen tot het doorbreken van het patroon.

 

Sinds 2017 screent de spoed elk kind, ongeacht de reden van aanmelding, op tekenen van mishandeling. ‘Concreet stellen we onszelf twee vragen’, legt Mattheij uit. ‘Komt het vastgestelde letsel overeen met het ontwikkelingsstadium van het kind en de verklaring die de ouders geven? Is de interactie tussen ouders en kind normaal? De bedoeling van die screening is vooral dat we alert blijven op de mogelijkheid van kindermishandeling.’ Sommige zaken doen een alarmbel afgaan. Zo verdient elke breuk bij een kind jonger dan een jaar een kritische blik. Hetzelfde geldt voor blauwe plekken op de hals of billen, een abnormaal laag gewicht voor de leeftijd of tekenen van slechte verzorging. ‘Ook als een verklaring onlogisch lijkt, zijn we op onze hoede. Een jonge baby rolt zogezegd van de verzorgingstafel, terwijl de baby dat motorisch onmogelijk al kan’, aldus Mattheij.

Bij twijfel of vermoedens van kindermishandeling gaat er een protocol in werking. Mattheij: ‘We stellen dan bijkomende vragen aan de ouders, bekijken de medische voorgeschiedenis van het kind en voeren een volledig lichamelijk onderzoek uit. Soms contacteren we ook de huisarts voor meer informatie.’ Blijft er twijfel, dan kan het team contact opnemen met het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling. Zij nodigen de ouders uit voor een gesprek, gaan eventueel op huisbezoek, en komen indien nodig ook naar het ziekenhuis om met de ouders te praten en de situatie in te schatten. ‘In het slechtste geval, als we denken dat een kind thuis niet veilig is en de ouders niet akkoord gaan met een opname, verwittigen we de politie. Dat komt gelukkig niet vaak voor en we gaan daar uiteraard niet lichtzinnig over. We bekijken zoiets met het team’, vervolgt Mattheij.

Vertrekken vanuit gezamelijke zorg

Voor zorgverleners is het op zo’n moment zaak om doortastend maar tegelijk behoedzaam te werk te gaan. ‘Uiteraard is het niet gemakkelijk om de ouders aan te spreken over je bezorgdheid’, zegt Mattheij. ‘Je wil immers de behandelrelatie niet in het gedrang brengen. Als je de ouders afschrikt en zij een volgende keer niet meer naar het ziekenhuis durven te komen, ben je verder van huis. Je vertrekt vanuit het idee van gezamenlijke zorg: de familie komt met het kind naar spoed omdat het een zorgvraag heeft, en wij maken ons ook zorgen.’
 

Wij zijn er om te helpen, niet om te oordelen

 

Daarnaast zijn er de volwassenen die binnen hun gezin te maken krijgen met fysiek of seksueel geweld. ‘Op onze dienst spoedgevallen raden we altijd aan om een klacht in te dienen bij de politie’, zegt Mattheij. ‘Die schakelt dan slachtofferhulp in, die de nazorg op zich neemt. Ook als ze geen aangifte doen, trachten we hen te helpen door hen in contact te brengen met de sociale dienst of verwijzen we hen door voor psychologische hulp. Of we nemen contact op met de huisarts. Ook vragen we altijd of er kinderen thuis wonen. Indien ja, moeten we absoluut ook voor hen aandacht hebben.’

‘Wij zijn er om te helpen, niet om te oordelen. We weten dat een groot deel van de getroffen gezinnen al van generatie op generatie met familiaal geweld geconfronteerd wordt. In je ontwikkeling moet je ook de kans krijgen om te leren anders met stress en negatieve emoties om te gaan dan via agressie. Een complexe cyclus die we willen helpen doorbreken.’

Iedereen kan het verschil maken

‘We willen intersectorieel nauw samenwerken aan preventie, vroegtijdige detectie en betere behandeling bij familiaal geweld. Uit internationaal onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat om systematisch kindermishandeling vast te stellen, het zinvol zou zijn als je elk kind jonger dan vier jaar dat om ongeacht welke reden op de dienst spoedgevallen komt, controleert op kwetsuren door de huid volledig te inspecteren. Dat vraagt een grote verandering in de huidige zorgpraktijk. Bovenop de morele verantwoordelijkheid die we als samenleving hebben om de meest kwetsbaren adequaat te beschermen, voorkom je zo ook heel wat gezondheidsproblemen op de lange termijn.
 

Misschien ben jij wel degene die het verschil kan maken

 

In Nederland bestaat het Landelijk Expertise Centrum Kindermishandeling (LECK), een samenwerking van universitaire ziekenhuizen en forensische experten. Artsen die met een vermoeden van kindermishandeling geconfronteerd worden, kunnen hen inroepen voor advies - zoals het correct interpreteren van een letsel - en ze werken continu aan onderzoek en kennisverspreiding onder zorgverleners. Een gelijkaardig expertisecentrum of samenwerkingsverband in België zou een belangrijke volgende stap kunnen zijn. Niet alleen spoedartsen, maar ook kinderartsen en huisartsen zijn een centrale schakel. Het is belangrijk dat zij de vertrouwensrelatie met het gezin niet in het gedrang brengen. Door een neutrale deskundige in te schakelen, kunnen ze die relaties beter beschermen en gaan ze onbewuste blinde vlekken tegen.’

Intussen blijft het taboe in de samenleving op familiaal geweld groter dan we denken. Van de vrouwen die te maken krijgen met partnergeweld, spreekt ongeveer een op de drie daar niet over met derden. Bij mannelijke slachtoffers is dat aandeel vermoedelijk zelfs groter. Slechts 3,3 procent van de slachtoffers, mannen of vrouwen, doet aangifte bij de politie. Mattheij: ‘Veel mensen weten niet aan welke bel ze moeten trekken wanneer ze verdachte signalen oppikken, of vinden dat ze zich niet met een ander gezin kunnen bemoeien.’ Ook de misvatting dat misbruik alleen maar zou voorkomen in sociaal zwakkere milieus, maakt soms blind voor de werkelijkheid.

Net in hoger opgeleide milieus bestaat het risico dat het onder de radar blijft. Denk nooit: in mijn omgeving gebeurt zoiets niet. Minstens 3 procent van de kinderen krijgt te maken met kindermishandeling. Het overkomt dus ook kinderen in jouw straat, op de school van jouw kinderen of zelfs in hun klas. Bij een vermoeden is het altijd aangewezen te handelen. Als je het gezin in kwestie kent, kan je aangeven wat je ziet en waarom je dat bezorgd maakt. Je kan vragen of je ergens mee kan helpen. Is de drempel te hoog, dan kan je ook altijd contact opnemen met de hulplijn 1712 of een ander hulpkanaal.’ Alles is beter dan de ogen te sluiten, vindt Mattheij. ‘De gevolgen kunnen immers heel ernstig zijn. Misschien ben jij wel degene die het verschil kan maken.’ 

Heb je als zorgprofessional, beleidsmaker of onderzoeker vragen naar aanleiding van dit artikel?

Voor vragen over diagnose, onderzoeken en behandeling van letsels bij kindermishandeling, kan je steeds contact opnemen met dr. Mattheij. In het verlengde van haar onderzoek naar hersen- en schedelletsels, brengt ze samen met collega’s de behoeften aan een diagnostisch expertisecentrum kindermishandeling in kaart. Zo’n initiatief kan onder meer wetenschappelijk onderbouwd advies geven bij het interpreteren van letsels en resultaten van onderzoeken.

Marjolein Mattheij, Marjolein.Mattheij@uza.be

Alle hulp na seksueel geweld onder één dak

De drempel om na agressie binnen het eigen gezin hulp te zoeken, is hoog. Ook slachtoffers van seksueel geweld blijven daar vaak voor staan. Naar schatting zijn er in België dagelijks 100 gevallen van seksueel geweld. De dader is in een op de vier gevallen een familielid. Vermoed wordt dat bij 90 procent van de gevallen van seksueel geweld het slachtoffer geen aangifte doet. (2)

Om de stap naar gepaste hulp kleiner te maken, worden in ons land Zorgcentra na Seksueel Geweld (ZSG) uitgerold. Ook het UZA opent in november zo’n centrum. ‘Slachtoffers kunnen er terecht voor medische, forensische en psychologische hulp. Ze kunnen er ook aangifte doen en hoeven dus niet naar het politiekantoor. Nadien worden ze verder opgevolgd door een psycholoog. We brengen dus alle hulp samen onder één dak’, zegt dr. Ilse Kint, coördinator van het ZSG in Antwerpen.

Zorgcentrum na Seksueel Geweld

  • Wat? In het Zorgcentrum na Seksueel Geweld kunnen slachtoffers 24 op 24 uur, zeven dagen op zeven terecht voor medische, forensische en psychologische hulp en nazorg.
     
  • Waarom? De bedoeling is om slachtoffers laagdrempelig en in een huiselijke sfeer op te vangen. Aangifte doen moet niet, maar kan in het centrum zelf.
     
  • Waar? Er bestaan al ZSG’s in Brussel, Gent en Luik. Dit jaar en begin 2022 komen er ook in Leuven, Antwerpen en Charlerloi. Het ZSG van het UZA krijgt onderdak in het ZorgHotel Drie Eiken.

Dr. sc. Els Jehaes, hoofd van het forensisch DNA-laboratorium van het UZA, leidt de oprichting van het centrum mee in goede banen. ‘Slachtoffers kunnen er 24 op 24 uur, zeven dagen op zeven terecht’, legt ze uit. ‘Het centrum ademt een huiselijke sfeer en is erg laagdrempelig. De ervaring in andere centra leert dat slachtoffers zich daardoor sneller aanmelden.’ De aanwervingen zijn volop aan de gang. Jehaes: ‘Naast de coördinator zal het team bestaan uit een unitverantwoordelijke, een administratief medewerker, forensisch verpleegkundigen en psychologen.’ Het centrum zal samenwerken met de politie, het parket, het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling, het Family Justice Center, de Centra Algemeen Welzijnswerk (CAW), hulpverleningsorganisaties voor sekswerkers, huisartsenkringen en andere -eerstelijnshulpverlening.

1 Bron: www.vzwzijn.be
2 Bron: enquête Europees Bureau voor de Grondrechten (FRA) (2014)

Hulplijnen

Gerelateerde specialismen

Zorgcentrum na Seksueel Geweld (ZSG)

Aangemaakt op
Laatste update op