‘Je maakt in een ziekenhuis zowel dramatische als onvergetelijke momenten mee. Zo is er een jonge patiënte van 21 die mij altijd gaat bijblijven. Een guitig meisje, heel beleefd, maar altijd te vinden voor een kwajongensstreek of wat geplaag. Ze kwam samen met haar moeder op consultatie met ernstige pijn in haar schouder. Na enkele onderzoeken bleek ze een kwaadaardig gezwel in haar schouder en de omliggende spieren te hebben. Dat nieuws zorgde natuurlijk voor tranen, ook haar mama was heel emotioneel. Maar niet veel later zat zij haar moeder te troosten en zei ze heel levenslustig: ‘We gaan ervoor!’
Ze moest chemotherapie en een operatie ondergaan. Van de chemo was ze heel ziek, maar ze bleef toch lachen en het geplaag ging heen en weer, afgewisseld met diepgaande, soms emotionele gesprekken. Ik heb echt veel respect voor de manier waarop ze met haar miserie omging: zo levenslustig en optimistisch. Na de operatie moest ze nog lang in het ziekenhuis blijven. Op een dag wandel ik binnen en zit ze met een hoop vriendinnen sushi te eten op het bed. Ik moest natuurlijk proeven, dat was heel leuk. Van haar Oosterse grootmoeder kreeg ik als bedankje een zak gedroogd fruit, met dingen die ik nog nooit had gegeten, zoals gedroogde moerbei en andere nog steeds ondefinieerbare vruchten. Intussen is ze genezen verklaard, maar ik volg haar natuurlijk nog verder op. Als ik haar naam zie staan op de patiëntenlijst van de dag, word ik altijd vrolijk. Dan is mijn dag goed!’