Met wat voor niet-dringende problemen kloppen mensen zoal aan op de spoedgevallen?
Dr. Veerle Schwagten, kliniekhoofd spoed: ‘Dat varieert enorm: griep, vermoeidheid die al maanden duurt, een vaccin of geneesmiddel dat moet worden toegediend, hoofdpijn die al jaren aan de gang is ... En ga zo maar door.’
Waarom gaan die mensen niet gewoon naar de huisarts?
Schwagten: ‘Vaak gehoorde excuses zijn dat ze geen huisarts hebben, dat hun huisarts met vakantie is, dat ze dan te lang moeten wachten op een consultatie of dat ze niet weten hoe het gezondheidssysteem in elkaar zit.’
Beaucourt: ‘Soms klagen patiënten ook dat de huisarts niet beschikbaar is.’
Dr. Dirk Scheveneels, huisarts in Wilrijk: ‘Huisartsen zijn zeker voldoende beschikbaar. Je kan zeven dagen op zeven de klok rond een huisarts bereiken. Patiënten mogen echter geen onrealistische verwachtingen hebben. Als een patiënt de huisarts belt voor een probleem dat niet dringend is, moet hij soms een paar uur geduld hebben, net als op de spoed. En wie ’s nachts of in het weekend een huisarts nodig heeft, kan uiteraard niet altijd door zijn eigen huisarts worden geholpen. Maar de continuïteit van de huisartsenzorg is op elk moment verzekerd.’
Hoe maak je als patiënt het onderscheid: met welke problemen ga je naar de spoed, met welke problemen naar de huisarts?
Schwagten: Het is moeilijk om daar een sluitend antwoord op te geven. Dat je alleen met levensbedreigende problemen bij ons terecht kan, klopt in elk geval niet. Ook breuken en snijwonden behoren bijvoorbeeld tot onze opdracht.’
Beaucourt: ‘Kort samengevat zijn er eigenlijk maar twee legitieme manieren om op de spoed terecht te komen: via de 100-diensten of na doorverwijzing door een huisarts.’
Scheveneels: ‘Als iemand bij wijze van spreken in elkaar zakt, bel je natuurlijk de 100. Twijfel je, dan vraag je raad aan de huisarts. Die kan zich meestal telefonisch een goed beeld vormen van de situatie. Ofwel kan hij de patiënt zelf behandelen, ofwel verwijst hij hem door naar de spoed of een specialist en brieft hij de arts in kwestie telefonisch.’
Schwagten: ‘Een probleem is maar zelden medisch zo dringend dat er geen tijd is om even de huisarts te bellen.’
Tegenwoordig moeten patiënten die ten onrechte naar de spoed gaan, meer remgeld betalen. Met een verwijsbriefje van de huisarts hoeft dat niet. Maar wat als ik telefonisch ben doorverwezen en dus geen briefje heb?
Schwagten: ‘Als de huisarts belt met de arts van de spoedopname, geldt dat ook als een doorverwijzing. Voor ons is zo’n doorverwijzing trouwens heel waardevol omdat we op die manier nuttige medische en sociale informatie krijgen.’
Beaucourt: ‘Bij een echt spoedgeval wordt het remgeld uiteraard ook zonder doorverwijzing terugbetaald.’
Wat zou er moeten veranderen om de spoeddiensten te ontlasten?
Scheveneels: ‘Mensen moeten vooral weten dat huisartsen dag en nacht bereikbaar zijn. In het weekend zullen steeds vaker vaste huisartsenwachtposten een professioneel aanspreekpunt worden, althans in de grote steden. Wat zeker niet betekent dat de zorgkwaliteit in de eigen huisartsenpraktijk minder zou zijn. Patiënten moeten eindelijk eens begrijpen dat spoeddiensten geen weekend- en nachtwinkels zijn.’
Beaucourt: ‘Patiënten zouden de reflex moeten hebben om eerst bij hun huisarts aan te kloppen. Als de wetgever dat verplicht zou maken, zou ons dat al een heel eind vooruit helpen. Vandaag bestaat die verplichting immers niet. Spoeddiensten moeten echter wel alle patiënten onderzoeken, ook al werden ze niet door een huisarts doorverwezen.’