Hoe ver staan we vandaag met de informatisering van het UZA?
Geert Smits: ‘Op bedrijfseconomisch vlak zijn we al ver gevorderd. De meeste processen zijn geautomatiseerd. Het medische en verpleegkundige is om verschillende redenen een pak moeilijker te automatiseren. Waar het UZA de laatste jaren enorme vorderingen heeft gemaakt is business intelligence, waarbij men zoveel mogelijk elektronische gegevens verzamelt, integreert, consistent maakt en ze omzet naar bruikbare informatie. Een voorbeeld: we vergelijken de voorgeschreven geneesmiddelen in het UZA met wat de overheid terugbetaalt en doen op basis daarvan bijsturingen. Er wordt ook heel veel benchmarking gedaan: de eigen prestaties vergelijken met de rest van de ziekenhuissector.’
Waarom is het medische en verpleegkundige moeilijker te automatiseren?
‘Wat artsen, verpleegkundigen en paramedici doen, is erg complex en ook door de niet altijd standaard manier van werken niet zo makkelijk te informatiseren. Ook was er weinig goede software op de markt waarmee we dat ziekenhuisbreed konden doen. Op heel wat diensten zijn er echter wel goede specifieke oplossingen. Zo gebruikt radiologie al jaren een digitaal systeem voor de foto’s en scans en ook op de afdeling intensieve zorg is de informatisering al ver gevorderd. Dat zijn diensten met een heel duidelijk en vrij eenvormig proces. Daar lukt dat makkelijker.’
Op de andere medische diensten is het niet zo evident?
‘Wegens de complexiteit maar ook omdat je de technologie eigenlijk moet brengen naar waar het nodig is. We hebben lang nagedacht, bijvoorbeeld over pc’s in de karren van de verpleegkundigen. Dat blijkt allemaal moeilijk. Artsen en verpleegkundigen willen ook vooral met hun patiënt bezig zijn en niet met een computer. Heel wat diensten houden intussen wel elektronische patiëntendossiers bij. Die zijn wel heel tekstueel, met veel vrijheid om van alles in te vullen.’
Wat is de volgende stap?
‘Ziekenhuisbrede processen, zoals aanvragen voor onderzoeken, labotests of scans gaan we nu automatiseren. Ook zullen we de verschillende applicaties die er vandaag zijn, integreren in één database. We willen komen tot een nieuw elektronisch patiëntendossier. De zorg wordt daardoor efficiënter, over de grenzen van de diensten heen en de kwaliteit neemt toe. Ook multidisciplinair werken gaat zo nog vlotter. Voor het JCI accreditatieproces moeten we meer gestandaardiseerd gaan werken, en ook dat zal helpen.’
Daarnaast zijn er ook initiatieven over de grenzen van de ziekenhuizen heen?
‘Ja, zowel de federale als de Vlaamse overheid lanceren platforms voor de uitwisseling van patiëntengegevens. Voor het federale platform E-health vormen wij samen met negen andere ziekenhuizen de Antwerpse regionale hub. Ook met de ziekenhuizen waar we mee samenwerken proberen we zoveel mogelijk elektronische gegevens uit te wisselen in het kader van een meer kwalitatieve en efficiëntere zorg. Bij dat alles houden we natuurlijk rekening met de privacy van de patiënt.’
Wat zijn de voordelen voor de patiënt?
‘Die zal niet meer verschillende keren extra onderzoeken moeten ondergaan. Bovendien zullen de gezondheidswerkers druk voelen om de dossiers goed op te maken. Zeker in een acute situatie zal het een enorm voordeel zijn dat patiëntengegevens beschikbaar zijn. Op termijn zal de patiënt ook veel meer zelf controle hebben, over zijn dossier, maar hij zal ook bijvoorbeeld online zijn afspraken kunnen beheren. Op langere termijn zal er enorm veel veranderen. Waarom zou je je dossier niet gewoon op een chip met je meedragen? Ten slotte zal ook de monitoring evolueren. Het UZA is gestart met projecten om chronische patiënten ook buiten het ziekenhuis op te volgen. Er lopen momenteel pilootprojecten voor de thuismonitoring van kinderen met diabetes, slaapmonitoring thuis en binnenkort ook thuisbeademing.’
Gegevens lijken wel de rode draad doorheen het verhaal?
‘Zeker. De geneeskunde levert steeds meer gegevens op, wat met de doorbraak van de genetica nog zal toenemen. Een arts zal die gegevens met de hulp van de computer beter kunnen verwerken. Daarenboven zullen de gegevens ook gebruikt kunnen worden in het wetenschappelijk onderzoek. We zetten nu systemen op om de methodes van business intelligence toe te passen op klinische gegevens. Zo zijn op intensieve zorgen een aantal studies bezig om tot de meest optimale behandeling te komen. Een ander voorbeeld is dat we die methodiek ook inzetten voor een meer optimale selectie van patiënten die in aanmerking komen om deel te nemen aan wetenschappelijk onderzoek. Tegelijk stelt die stroom gegevens ook een enorme uitdaging, alleen al op het vlak van opslagcapaciteit. Dat wordt iets van een compleet andere schaal dan vandaag. Ten slotte zal naarmate het ziekenhuis open wordt en de gegevens meer elektronisch beschikbaar zijn steeds meer aandacht besteed worden aan de informatiebeveiliging.’