Delen, hergebruiken, recycleren, … Anno 2023 verschuiven we meer en meer naar een circulaire economie. Om onze ecologische voetafdruk te verkleinen, springen we ook alsmaar bewuster en spaarzamer om met onze aankopen. Maar in de medische wereld is het minder vanzelfsprekend om in te zetten op duurzame producten. In het UZA ligt uroloog en chirurg Gunter De Win daarvan wakker. “Na elke operatie zie ik hoeveel afval er in de vuilnisbak belandt, dat is enorm confronterend. Zo’n vier jaar geleden stapte ik naar de Universiteit Antwerpen met de vraag of iemand wilde onderzoeken hoe we duurzamer kunnen werken in het OK en welke mogelijkheden er zijn om onze afvalproductie te verminderen”, vertelt De Win.
Zo ontstond reCURE (UAntwerpen): een project dat moest onderzoeken waar het beter kon en waarom duurzaam materiaal nog niet in zwang is in het OK. Een eerste reden daarvoor is dat het nodige materiaal moet voldoen aan strikte vereisten zoals veiligheid, hygiëne, steriliteit en nauwkeurigheid. Daarnaast moeten de producten ook technisch herbruikbaar en reinigbaar zijn.
Kwestie van vertrouwen
Een derde – en minder voor de hand liggende reden – ligt bij de patiënten en het medisch personeel zelf. Vertrouwen in de veiligheid van het materiaal, maar ook het draagcomfort, zijn bepalende factoren om met de herbruikbare producten aan de slag te gaan. Dat blijkt uit een bevraging bij 219 zorgmedewerkers in de Vlaamse operatiekwartieren. “Een overgroot deel van het zorgpersoneel is bereid om een herbruikbare warmtejas (94%), warmtedeken (84,5%) en operatiemuts (78,5%) te gebruiken”, zegt reCURE-onderzoekster Charlotte Harding (UAntwerpen).
”Minder enthousiasme is er om te werken met herbruikbare operatieschorten (57,5%) en steriele afdekdoeken (48,4%). Onder zorgpersoneel leeft nog altijd het idee dat wegwerpschorten beter scoren op draagcomfort, gebruiksgemak en bescherming. Nochtans tonen meerdere studies het tegendeel aan. Het zijn ook net de medische textielproducten, zoals afdekdoeken en schorten, die zich uitstekend lenen tot een circulair alternatief. De gunstige effecten op het milieu zijn niet te onderschatten. Een herbruikbare operatieschort kan bijvoorbeeld tot zeventig keer opnieuw gewassen en gesteriliseerd worden. In vergelijking met een gewone schort heb je daardoor een verminderde CO2-uitstoot (-66%) en een lager energie- (-64%) en waterverbruik (-83%). Gevolg: de afvalberg krimpt met 84%."
Proef op de som
Zijn de negatieve verwachtingen over de herbruikbare schorten terecht? Om dat na te gaan deden de onderzoekers in twee universitaire ziekenhuizen (UZA en UZ GENT) telkens vier dagen een proefproject. Daarbij werden in het totaal 89 herbruikbare schorten gedragen door het zorgpersoneel in de operatiekwartiers. Het aantal wegwerpschorten dat zo uitgespaard werd, leverde 16,4 kg minder afval op.
Na afloop peilden de onderzoekers opnieuw naar de houding van het personeel. Harding: “We zagen dat de bereidheid om een herbruikbare steriele operatieschort te dragen tot 86,2% was gestegen. Bij de eerste bevraging lag dat cijfer nog op 57,5%. Het toont aan dat een deel van het zorgpersoneel zijn terughoudende mening van weleer heeft herzien.”
REuse Lab
Het reCURE-onderzoeksproject wordt gefinancierd door het Vlaams Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO). Het tweejarig project, in samenwerking met UGent en een brede groep andere partners in een consortium, focust op herbruikbare medische producten. De ambitie van reCURE is om de implementatie en innovatie van deze producten te vergemakkelijken.
reCURE is verbonden aan het REuse Lab, een breder project opgericht binnen de Universiteit Antwerpen. Onder leiding van professor Els Du Bois, begeleidt REuse Lab bedrijven in hun zoektocht naar hergebruik en lange levensduur. Daarbij concentreren de onderzoekers zich op vier aspecten: het product, de gebruikscontext, de keten en de financiële consequenties. REuse Lab spitst zich toe op zeer uiteenlopende sectoren en bestaat daarom uit een multidisciplinair academisch team.
Het team van het reCURE-project bestaat uit doctoraatstudente Charlotte Harding en onderzoekster Paola Travella (beiden Universiteit Antwerpen). Promotoren van dit project vanuit UAntwerpen zijn professoren Els Du Bois en Regan Watts van de Faculteit Ontwerpwetenschappen, en professor Gunter De Win van de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen.