“Adem heel diep in, en probeer dan eens gewoon te ademen. Dat is wat patiënten met hyperinflatie elke dag voelen, vaak zelfs zonder zich in te spannen”, vertelt interventioneel longarts en thoraxoncoloog Reinier Wener. Hij ziet dagelijks patiënten met ernstige benauwdheid bij wie er te veel lucht in hun longen blijft zitten. Dat komt vaak omdat een deel van de long ziek is, en geen lucht meer kan loslaten. “Een beetje zoals een ballon die te hard is opgeblazen, die niet meer flexibel is”, aldus Wener. In medische termen, spreken artsen over hyperinflatie bij COPD (chronic obstructive pulmonary disease).
Parapluutjes in luchtweg
Wener is blij dat sommige van deze patiënten nu beter geholpen kunnen worden door endobronchiale klepjes te plaatsen. Sinds kort is het UZA hiervoor erkend en krijg je de kosten dus terugbetaald. De ingreep zelf is redelijk eenvoudig en gebeurt onder volledige narcose. “We gaan met een gewone bronchoscoop naar binnen bij de patiënt en nemen de klepjes mee. Eens we bij het ziekste deel van de longen aankomen, kunnen we deze klepjes – een soort parapluutjes – in de luchtweg achterlaten”, vertelt Wener. “Dat parapluutje zorgt ervoor dat er geen lucht meer in het zieke deel komt, maar wel dat er nog lucht uit kan.”
De meest zieke delen van de longen die het meest opgeblazen zijn en het minst bijdragen aan de ademhaling, worden dus afgesloten. De omliggende gezondere longdelen krijgen zo terug meer ruimte om aan zuurstofuitwisseling bij te dragen. Zo herstelt het volume aan lucht zich vanzelf en voelen patiënten zich minder benauwd.
De ingreep is zeer veilig. Het grootste risico op complicaties is vlak na de ingreep: in het slechtste geval krijg je een klaplong. “Dat is de reden waarom we patiënten nog enkele dagen hier in het ziekenhuis houden. We willen hen goed in ’t oog houden, zodat we indien nodig meteen kunnen ingrijpen”, zegt Wener.
1 op 10 patiënten
Jammer genoeg komt niet elke patiënt met hyperinflatie in aanmerking voor de techniek. Daarom is het belangrijk dat patiënten goed worden gescreend. Deze screening vindt meestal in het UZA plaats. “Heel belangrijk daarbij is natuurlijk ook dat de patiënt symptomen heeft die verbeterd kunnen worden”, vervolgt Wener. Amper één op de tien patiënten die hij ziet, komt in aanmerking. “Eén van mijn patiënten had nog maar weinig energie. Intussen heeft deze patiënt de ingreep gehad en gaat drie maanden op reis. Een andere patiënt kan terug in de tuin werken. Hun levenskwaliteit is spectaculair verbeterd.”
Toch zijn er volgens Wener nog heel wat patiënten in ons land die in aanmerking komen voor de ingreep, maar die niet weten dat het kan. Ook voor verwijzers is dit een relatief nieuwe procedure en is het niet altijd duidelijk of een patiënt in aanmerking kan komen of niet. Twijfel jij of je in aanmerking komt? Dan overleg je best met je eigen longarts of huisarts, die je kan doorsturen naar het UZA voor verder onderzoek.
Twijfel je als verwijzer of je patiënt in aanmerking komt of wil je iemand doorverwijzen? Dan zijn wij altijd bereid tot verder overleg.