Mondiale uitdagingen vragen mondiale oplossingen. Drie praktijkcases tonen hoe zorgverleners elkaar wereldwijd versterken door met elkaar in dialoog te gaan. Van oncologische screening en behandeling tot reanimatie met beperkte middelen.
1. ‘Goed luisteren en samenwerken is cruciaal’
‘Ik combineer oncologische zorg voor UZA-patiënten met halftijds onderzoek naar oncologische zorg in lage- en middeninkomenslanden. De voorbije jaren werkte ik met Artsen zonder Grenzen in Malawi en Mali aan projecten rond een sterkere preventie, diagnose en behandeling van borst- en gynaecologische tumoren. Baarmoederhalskanker komt daar bijvoorbeeld nog frequenter voor dan in België en de behandelmogelijkheden zijn er beperkt. In het Westen bestaat de behandeling meestal uit bestraling in combinatie met chemotherapie. Toen ik in 2022-2023 in Malawi was, hadden de artsen zelfs geen bestralingstoestel ter beschikking.’
Samen met een Malawische oncoloog en gynaecoloog bestudeer ik onder meer de combinatie van chemotherapie en chirurgie als alternatief voor bestraling. We brengen ook in kaart hoe kankerverwekkend het humaan papillomavirus 35 (HPV) is, dat in het zuiden mogelijk frequenter voorkomt maar daar niet in de HPV-vaccins is opgenomen. De ervaring leert me dat goed luisteren en samenwerken cruciaal is om vooruit te geraken. De lokale artsen weten heel goed wat er nodig is en waarbij we elkaar kunnen helpen. In juni 2022 heb ik samen met UZA-collega prof. dr. Hans Prenen en drie anderen ook de GLobal Oncology Workgroup (GLOW) opgericht. Intussen zijn we al met een 20-tal internationale collega’s uit verschillende disciplines die streven naar meer gelijkheid in de globale oncologische zorg.’
2. ‘Grote impact met weinig materiaal’
‘Als vervolg op een doctoraatsthesis die ik begeleidde en de ervaring door te werken voor de ngo Artsen zonder Vakantie, hebben we met de onderzoeksgroep GHI (Global Health Institute) van UAntwerpen, een project in Kinshasa opgezet rond baarmoederhalskanker. Omdat het er moeilijk is om een screening en bijpassende opvolging te organiseren, werkten we een soort see & treat-methode uit met weinig materiaal. Vrouwen kunnen op controle komen en indien nodig helpen lokale artsen hen meteen via cryotherapie, waarbij je weefsel dat voor klachten zorgt wegvriest. We pasten een bevriezingstoestel aan zodat het zonder elektriciteit werkt, met dezelfde CO2-flessen die daar gebruikt worden voor brandblusapparaten. Vorig jaar konden we de behandelmogelijkheden nog uitbreiden met elektrochirurgie, dankzij een elektrisch LEEP-toestel.’
‘In juli organiseerde de American Society of Oncology een congres in Kinshasa met dr. Alex Mutombo, oprichter van de Congo Cancer Foundation en deeltijds wetenschappelijk medewerker in het UZA, en mezelf. Het thema was hoe we de gynaecologische en borstkankerzorg kunnen verbeteren in Congolese context. De interesse was enorm: zowat alle Congolese gynaecologen volgden fysiek of online mee en kunnen de methode nu verder bekendmaken. In dit project merk je hoe sterk alles aan elkaar hangt, hoe je rekening moet houden met het volledige zorgsysteem. Door nauw samen te werken met lokale specialisten slagen we erin om een grote impact te hebben.’
3. ‘Focus op de volledige wereldbevolking’
Prof. dr. Koen Monsieurs: ‘Ik ben als voorzitter van de Europese Reanimatieraad (ERC) opnieuw betrokken bij de vijfjaarlijkse herziening van de internationale medische richtlijnen voor reanimatie. We beseffen pas sinds kort dat we die al veertig jaar vanuit het ideale Westerse plaatje opstellen. Maar die omstandigheden gelden enkel voor een minderheid van de wereldbevolking. Dat was een echte eyeopener! In sommige gebieden kan je niet bellen, komt er geen ambulance en vind je geen ziekenhuis binnen de driehonderd kilometer. In de nieuwe richtlijnen zal ook staan hoe je in dat geval het best reanimeert.’
Dr. Sebastian Schnaubelt: ‘Ik ben een van de collega’s die inhoudelijk meewerken aan de herziening van de medische richtlijnen voor reanimatie. In 2023 publiceerden we samen met prof. dr. Koen Monsieurs en andere collega’s een artikel over reanimatie in een omgeving met weinig middelen in het medisch-wetenschappelijke tijdschrift The Lancet. Dat heeft veel betrokkenen wakker geschud. We moeten niet alleen aandacht hebben voor die andere settings, we moeten ook de collega’s uit regio’s met weinig middelen meer betrekken. Door met elkaar in dialoog te gaan, hebben we al heel veel bijgeleerd.’
Dr. Sebastian Schnaubelt: ‘Een eerste aanpassing die we doorvoerden, is dat we de horizontale keten van overleving met de stappen die je het best doorloopt om hulp te verlenen, tot een soort gordijn of maliënkolder van geweven schakels hebben uitgebreid. Als er één schakel wegvalt in de ideale reanimatieketen, kan je dat via een omweg opvangen. Is er bijvoorbeeld geen defibrillatietoestel om een elektrische schok toe te dienen, dan volg je een ander traject met manuele handelingen van zorgverleners die daarvoor opgeleid zijn. In plaats van één reeks schakels, kan je een heel systeem inzetten. Dat maakt de aanpak veel robuuster en toepasbaar in bijvoorbeeld een omgeving met weinig middelen. Ook ethische vragen maken deel uit van het systeem. Moet je bijvoorbeeld wel reanimeren als je geen intensieve zorgen kan toedienen en de vooruitzichten van de patiënt slecht zijn? Ook dat soort afwegingen spelen mee.’
Prof. dr. Koen Monsieurs: ‘Zoals je merkt, maken we geen onderscheid tussen regio’s, maar tussen situaties waarin bepaalde middelen al dan niet aanwezig zijn. De herwerking gaat dus ook over reanimaties in de bergen, op zee of in gebieden waar een overstroming of oorlog plaatsvindt. In 2025 publiceren we de aangepaste richtlijnen. Maar de oefening zal lang niet afgerond zijn. Een diverse werkgroep blijft bijkomend wetenschappelijk onderzoek opvolgen. Ik schat dat de nieuwe invalshoek pas over tien jaar in elk detail van de richtlijnen doorgedrongen zal zijn. Goed om weten: dezelfde oefening wacht ons in de urgentiegeneeskunde nog voor heel wat andere richtlijnen.’