Global health is een zorgbenadering die de gezondheid van elke wereldburger wil verbeteren. Niet alleen vanuit een gevoel voor rechtvaardigheid, maar ook omdat een robuust zorgsysteem voldoende oog moet hebben voor andere regio’s. ‘We streven samen naar preventiemaatregelen en medische richtlijnen die meer rekening houden met de context’, zegt UZA-infectioloog prof. dr. Erika Vlieghe.
Steeds meer artsen en onderzoekers beseffen dat de gezondheidszorg wereldwijd sterk westers georiënteerd is. Dat is een van de lessen die covid ons recent leerde. Het virus toonde dat onderzoekers te weinig naar het globale plaatje keken en onvoldoende naar lokale specialisten luisterden. ‘Als je jarenlang over de grootste onderzoeksbudgetten beschikt, de meeste behandelrichtlijnen opstelt en een instelling als de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) opricht, dan laat dat een stempel achter’, zegt infectioloog prof. dr. Erika Vlieghe van het UZA. ‘Ook los van een nieuwe virusuitbraak moeten we in een verbonden wereld veel meer rekening houden met de omstandigheden en de zorgorganisatie in niet-Westerse regio’s.’
Kleine budgetten, grote gevolgen
Sinds een aantal decennia verschuiven meer en meer elementen in de goede richting. Op voorzet van de WHO worden nieuwe behandelrichtlijnen geleidelijk ook afgestemd op landen met weinig budgetten. Ook het bredere wetenschappelijk onderzoek besteedt stilaan meer aandacht aan global health. ‘Het besef groeit dat de zorgproblematiek overal ter wereld best sterk op elkaar lijkt. Wat zich in het Zuiden voordoet, verschilt niet zo veel van wat we hier meemaken. De wereld is veranderd, met onder meer verhoogde migratie en andere overheersende levensstijlen’, zegt prof. dr. Herwig Leirs, bioloog en vanaf september rector van UAntwerpen.
Ook de wetenschappers van het Instituut voor Tropische Geneeskunde (ITG) voelen de aandacht voor een globale gezondheidszorg toenemen. ‘Covid, apenpokken of berichten over tropische muggen die uitzwermen door de klimaatverandering maken heel tastbaar hoe ontwikkelingen in andere regio’s ook onze gezondheid beïnvloeden’, zegt ITG-directeur prof. dr. Lut Lynen. ‘Dat maakt onze activiteiten relevanter dan ooit. De internationale wetenschap en gezondheid vooruit helpen, met voldoende oog en steun voor regio’s met geringe middelen en kwetsbare bevolkingsgroepen, staat sinds covid een paar trapjes hoger op de maatschappelijke agenda.’
Wereldwijde hart- en vaatziekten
Hoewel infectieziekten zoals tbc, malaria en hiv wereldwijd te veel gezonde levensjaren blijven kosten, ontpopten cardiovasculaire ziekten zich recent tot de grootste zorguitdaging. ‘Obesitas en diabetes beperken zich niet tot het Westen’, legt Erika Vlieghe uit. ‘De helft van de wereldbevolking woont vandaag in China en India. Daar leeft evengoed een brede middenklasse die er een ongezonde levensstijl op nahoudt. Ook in Afrika groeit het aantal mensen dat te ongezond eet en te weinig beweegt. Op het platteland leeft men traditioneler. Maar de situatie waarbij stedelingen langer leven omdat ze een betere toegang tot zorg hebben, is omgedraaid door de ongezonde leefomstandigheden in megasteden.’
Met vaccinatiecampagnes, nieuwe vaccins en technologie zoals draagbare diagnostische beeldvormingstoestellen zijn de voorbije jaren grote stappen gezet in regio’s met weinig middelen. ‘Het is een van de ambities van de WHO om tegen 2030 het aantal gevallen van tbc met 80 procent te verlagen in vergelijking met 2015’, zegt Lut Lynen. ‘Dat soort acties creëert een enorme winst in gezonde levensjaren. Tegelijk duiken er telkens nieuwe uitdagingen op. Het probleem van antibioticaresistentie neemt overal toe, en in veel regio’s ontbreekt het aan infrastructuur om de diagnose te stellen en dat soort infecties adequaat te behandelen.’
Sinds enkele jaren is de Europese samenleving zich alvast beter aan het wapenen tegen tropische virussen die door de klimaatverandering naar onze regio opschuiven. Lut Lynen: ‘In Frankrijk doken er recent autochtone dengue-besmettingen op door muggen die er sinds kort voorkomen. In de Balkanlanden detecteren we geregeld het westnijlvirus en ook in België zien we meer tijgermuggen, die het potentieel hebben om tropische virussen over te brengen. Op het vlak van controle en surveillance van muggen kunnen landen zoals Nepal ons heel veel bijbrengen. In die regio, die zwaar getroffen wordt door de klimaatopwarming, voeren wij sinds jaar en dag onderzoek uit. Belangrijk is ook hoe je vermijdt dat muggen resistent worden tegen bestrijdingsmiddelen. En, net als bij covid, wacht ons de uitdaging om wereldwijd zo veel mogelijk doelgroepen warm te maken voor preventiemaatregelen, want muggen kennen uiteraard geen landsgrenzen.’
Bij onze projecten hanteren we het zaaiprincipe: we leiden zo veel mogelijk mensen op die de kennis verder kunnen verspreiden.
Prof. dr. Erika Vlieghe
Antwerpse connectie
De ervaring van de voorbije decennia leert dat je het meest bereikt door niet enkel op kennis over de ziekte zelf te focussen, maar des te meer door het zorgsysteem te versterken. Erika Vlieghe: ‘Kleine maatregelen hebben soms een grote impact. Nog veel meer dan over het materiële gaat wereldwijde gezondheid over kennis delen en elkaar verrijken. Dat loopt in twee richtingen. Wij leren onder meer bij over systeemdenken, over hoe verschillende elementen in de zorg elkaar beïnvloeden en hoe je breder moet kijken dan medicatie aan een diagnose koppelen. Regio’s met minder middelen vergroten hun kennis over de meerwaarde van preventie en behandelmogelijkheden. Bij onze projecten hanteren we altijd het zaaiprincipe: we leiden zo veel mogelijk mensen op, die de kennis verder kunnen verspreiden.’
UZA, UAntwerpen en ITG hebben een sterke traditie in projecten die minder robuuste zorgsystemen versterken. ‘De sterke connectie tussen UZA, UAntwerpen en ITG stimuleert op het terrein de kruisbestuiving tussen verschillende projecten’, stelt Herwig Leirs. ‘We werken bewust samen waar het kan en tegelijk zo aanvullend mogelijk. We zitten bijvoorbeeld samen in een denktank rond pandemische paraatheid en we gebruiken elkaars lokale contacten of infrastructuur. UAntwerpen en ITG focussen op wetenschappelijk onderzoek en kennisopbouw, terwijl UZA zich sterker op projecten voor zorgtoepassingen richt. Ook op het vlak van onderwijs over global health hebben we heel wat raakpunten en samenwerkingen.’
Shockbestendige zorg
‘Rondom onze instellingen is een krachtig netwerk gegroeid van oud-studenten en artsen-onderzoekers die elkaar ondersteunen’, knikt Erika Vlieghe. ‘Als ik nog even mag aanknopen bij het bijleren in twee richtingen, dan kom ik bij een ander belangrijk thema: hoe bereiden we onze gezondheidssystemen beter voor op toekomstige shocks? Hoe hou je de zorg overeind bij gebeurtenissen zoals een pandemie, aanslag, oorlog, natuurramp? De recente geschiedenis leert dat we ons daar maar beter op voorbereiden. Ook het Westen heeft nood aan medische richtlijnen waarmee we patiënten kunnen blijven helpen als de normale infrastructuur of middelen wegvallen.’
Tijdens covid, maar ook al langer daarvoor, zagen we hoe kennisuitwisseling tussen regio’s een continue slingerbeweging is. Lut Lynen: ‘Tijdens de pandemie herontdekten we in het westen de impact van schaarste en gezondheidsbevorderend gedrag. Alle regio’s moesten van elkaar leren en je voelde dat je alle landen moest meekrijgen. Een goede les vind ik ook dat we task shifting, waarbij verpleegkundigen bepaalde taken van artsen overnemen, in de praktijk goed zien werken. In gebieden met weinig middelen nemen verpleegkundigen na de nodige opleiding veel meer taken op. Of algemene artsen leren een vijftal essentiële operaties uitvoeren omdat er geen gespecialiseerde chirurgen beschikbaar zijn.’
Hoe komt het dat een dierlijk virus in sommige omstandigheden de sprong naar mensen maakt en in andere omstandigheden niet?
Prof. dr. Herman Leirs
Van dier naar mens
Een ander essentieel element bij het pandemieverhaal is de intrigerende vraag wanneer een virus van dier naar mens overspringt – en wanneer niet. ‘Dat heb ik als bioloog jarenlang in verschillende omstandigheden proberen uit te spitten’, vult Herman Leirs aan. ‘Hoe komt het dat een dierlijk virus in sommige omstandigheden de stap naar mensen maakt? In onze vakgroep bestuderen we zowel de dragers als de ecologische omstandigheden. Alle belangrijke infecties zoals covid, ebola, hiv en griep komen van bij dieren en meestal in tropische gebieden. Meer inzicht in de factoren die daarbij een rol spelen, kan wereldwijd een immens verschil maken.’
Net na de covidpandemie stond wetenschappelijk onderzoek naar pandemische paraatheid bovenaan de maatschappelijke agenda, maar vandaag voelt het thema al net iets minder nijpend. ‘Als wetenschappelijke community proberen we het onderwerp op de agenda te houden’, zegt Erika Vlieghe. ‘Maar we moeten dringend helder formuleren hoe we paraatheid precies zien in onze maatschappij en welk onderzoek daarvoor nodig is. Er zijn heel veel aspecten aan pandemische paraatheid en je kan elke euro maar één keer uitgeven. Dus moeten we vastleggen wat we echt nodig vinden, voor welke farmaceutische en niet-farmaceutische uitdagingen we staan en tegen welke termijn we die opgelost willen hebben.’
De druk van het klimaat
Sinds enkele jaren is de Europese samenleving zich alvast beter aan het wapenen tegen tropische virussen die door de klimaatverandering naar onze regio opschuiven. Lut Lynen: ‘In Frankrijk doken er recent autochtone dengue-besmettingen op door muggen die er sinds kort voorkomen. In de Balkanlanden detecteren we geregeld het westnijlvirus en ook in België zien we meer tijgermuggen, die het potentieel hebben om tropische virussen over te brengen. Op het vlak van controle en surveillance van muggen kunnen landen zoals Nepal ons heel veel bijbrengen. In die regio, die zwaar getroffen wordt door de klimaatopwarming, voeren wij sinds jaar en dag onderzoek uit. Belangrijk is ook hoe je vermijdt dat muggen resistent worden tegen bestrijdingsmiddelen. En, net als bij covid, wacht ons de uitdaging om wereldwijd zo veel mogelijk doelgroepen warm te maken voor preventiemaatregelen, want muggen kennen uiteraard geen landsgrenzen.’