T-cellen zijn de soldaten van ons immuunsysteem’, zegt prof. dr. Sébastien Anguille, hematoloog van het UZA. ‘In het labo bewapenen we ze met een zogenoemde CAR, een chimere antigeenreceptor. Dat is een soort grijparm die zich vasthecht aan een specifiek antigeen, een stofje op de kankercel. Als we de bewapende CAR-T-cellen met een infuus aan de patiënt toedienen, kunnen ze kankercellen herkennen, vastgrijpen en aanvallen.
In België worden sinds kort twee CAR-T-celtherapieën terugbetaald: voor kinderen en jongvolwassenen met acute lymfatische leukemie en voor volwassenen met diffuus grootcellig B-cellymfoom, een zeer agressieve vorm van lymfeklierkanker. Vermoedelijk in 2022 komt daar een CAR-T-celtherapie bij voor multipel myeloom, een kwaadaardige woekering van plasmacellen in het beenmerg. Het UZA werkt mee aan die klinische studies. In het UZA lopen ook studies bij patiënten met vaste tumoren, maar daar staat de CAR-T-cel-therapie nog in de kinderschoenen.’
Zonder terugbetaling kost CAR-T-celtherapie ruim 300.000 euro per behandeling. Waarom is ze zo peperduur?
‘Het gaat om een gepersonaliseerde therapie, op maat van de patiënt. We filteren T-cellen uit het bloed van de patiënt, vliegen die naar labo’s in het buitenland waar we ze genetisch aanpassen. Het hele productieproces is arbeidsintensief en duurt 4 tot 8 weken. Het zou goedkoper zijn als je met cellen van één gezonde donor CAR-T-cellen kon maken die je kant-en-klaar aan meerdere patiënten toedient. Zulke allogene CAR-T-celtherapieën worden intensief onderzocht – het UZA werkt mee aan klinische studies voor multipel myeloom en uitgezaaide dikkedarmkanker. De grote uitdaging zijn de afweerreacties die kunnen optreden als je lichaamsvreemde cellen toedient.’
Bij bloedkanker zien we dat 3 op de 4 'uitbehandelde' patiënten positief op de behandeling reageert.
Om ze goedkoper te maken, wil het UZA ze zelf produceren?
‘Daarvoor hebben we de expertise én een vergunde productiefaciliteit: Anicells, een spin-off van het UZA en de Universiteit -Antwerpen. Daar kunnen we T-cellen van patiënten genetisch bewerken. Eind 2021 starten we een klinische studie met CAR-T-celtherapieën die we samen met een biotechbedrijf produceren. En in 2022 begint een klinische studie met CAR-T-cellen die we helemaal zelf produceren, met financiering van Kom op tegen Kanker en UZA foundation.’
Daardoor kunnen meer patiënten toegang tot de therapie krijgen?
Inderdaad, en misschien ook al vroeger in het behandeltraject. Net omdat ze zo duur is, betaalt het Riziv ze alleen terug voor patiënten bij wie de klassieke behandelingen – chemotherapie en stamceltransplantatie – niet genoeg aanslaan. We vermoeden sterk dat de respons op de CAR-T-celtherapie nog krachtiger zou zijn als we ze vroeger zouden toedienen. Bij multipel myeloom zou ze zelfs de chemotherapie en de stamceltransplantatie kunnen verdringen.’
Hoe krachtig is die respons nu?
‘Bij bloedkanker zien we dat 3 op de 4 “uitbehandelde” patiënten positief op de behandeling reageert. Dat is spectaculair. Een deel blijkt later toch te hervallen. Als de kanker terugkeert, zouden de toegediende CAR-T-cellen weer actief moeten worden, maar bij sommige patiënten zijn ze al na een half jaar uit het bloed verdwenen. Bij andere patiënten misleiden de kankercellen de CAR-T-cellen: ze stoten het antigeen waarop de CAR-T-cellen gericht zijn af en worden zo onherkenbaar. In ons lab ontwikkelen we daarom CAR-T-cellen die tegen meerdere antigenen gericht zijn. Als de kankercel er eentje afstoot, kunnen de CAR-T-cellen hem toch detecteren en opruimen.’
Hoe staat het met de bijwerkingen?
De CAR-T-cellen vernietigen de kankercellen snel en agressief, en daarbij komen massaal cytokines vrij die koorts, een bloeddrukval, ademhalingsproblemen en zelfs orgaanschade kunnen veroorzaken. Daarnaast kunnen patiënten last hebben van neurologische symptomen, gaande van sufheid tot coma. Daarom gebeurt de therapie onder strikte monitoring en houden we patiënten een kleine maand in het ziekenhuis. Intussen hebben we geleerd om al bij de eerste symptomen in te grijpen, en kunnen we met cytokineremmers de bijwerkingen veel beter in toom houden.’