Het is intussen een tijd geleden, maar het blijft me bezighouden. Een vrouw van 92 komt bij een arts omdat ze een gezwel heeft in haar borst. Geen oud besje, wel een schrandere, fitte dame. Ze had er aanvankelijk over gezwegen, omdat ze niet naar de dokter wou. Uiteindelijk had ze het toch verteld aan haar kinderen. En enkele dagen later zat ze dus bij een borstkankerchirurg, ook al was dat niet wat ze wilde.
De dokter was vastbesloten : de tumor moest weg. Maar de dame had geen zin meer in een operatie, ze was tenslotte 92. Neerslachtig of moedeloos was ze niet, integendeel. Ze zei rustig dat ze geen ingreep meer wou, stil en besluitvaardig. Het zou haar tijd nog wel meegaan. De arts was niet te vermurwen, de dochter evenmin. De tumor was groot en kon uitzaaien. De arts was niet voor niets een topdokter met sterke argumenten. Ze ging ervoor, voor elke patiënte. Daar kon de oude dame niet tegenop, ze werd geopereerd. Met succes, en misschien was ze achteraf blij met de operatie. Maar daar gaat het niet om. Wel om de vanzelfsprekendheid waarmee we niet luisteren naar oude mensen, niet écht rekening houden met hun wensen.
Toegegeven, dit gaat maar over één geval. Erger, en dat zie ik vaker, is de manier waarop ouderen betutteld worden. Ongevraagd worden ze als Jef-ke , Marie-tje of Irma-tje aangesproken. In een kinderlijke taal en met luide stem, doof of niet. De ouder-kind-rol wordt al eens omgekeerd: bejaarde ouders schikken zich naar de wil van de volwassen kinderen of verzorgers. Die beslissen in hun plaats wanneer ze naar bed gaan, hoe vaak ze in bad gaan, hoeveel geld ze in hun portemonnee houden. Alsof oude mensen per definitie hun verstand, hun gehoor, hun levenservaring, hun wijsheid, hun zelfbeschikking verliezen. Terwijl ze een lang leven achter de rug hebben en dus sterke, weerbare mensen zijn. Zou betutteling in die laatste levensfase niet het laatste zijn wat ze vandoen hebben?