De diagnose viel in juli 2012. Luc kampte al maanden met erge jeuk. Allerlei tests brachten geen verklaring, tot een gezwel onder zijn oksel nieuw licht op de zaak wierp. ‘Na een scan viel voor het eerst het woord ‘chemotherapie’. Tien dagen later kreeg ik de diagnose van prof. Berneman van de dienst hematologie: ik had lymfeklierkanker in het meest gevorderde stadium. Hij stelde chemotherapie voor met het oog op een latere stamceltransplantatie.
Ik vond het vreselijk om het aan mijn kinderen te vertellen. Al deed ik dat op mijn manier: eerst samen uithuilen, dan een glaasje champagne en een goed gesprek. Ik wilde niet dat mijn ziekte mijn leven zou gaan bepalen. De chemosessies moesten in mijn agenda passen. Want een gemaakte afspraak is voor mij heilig. Na een meerdaagse chemokuur was ik telkens een week ziek, maar daarna nam ik de draad weer op en ging ik opnieuw aan het werk. Door mijn goede conditie kon ik de behandeling vrij goed aan: dat beschouw ik als mijn enige bescheiden verdienste in dit verhaal. Daarnaast voel ik vooral een grote dankbaarheid naar mijn behandelende arts en de verpleegkundigen toe.
Hoge verzekeringspremie
Eind november bleek de kanker verdwenen. Dat deed me besluiten niet voor de stamceltransplantatie te gaan, want ik was bang als een wrak te eindigen. Ik zie die transplantatie als een mooie omniumverzekering met een heel hoge premie, zijnde een verminderde levenskwaliteit. Terwijl ik liever een wat goedkopere verzekering met een hoger persoonlijk risico neem. Uiteindelijk heeft prof. Berneman mij daarin gevolgd. Ik krijg nu tweemaandelijks een infuus met medicatie die de kanker moet tegenhouden. Prof. Berneman zegt wel duidelijk dat dit de tweedekeuzebehandeling is. Hij kijkt dan telkens heel streng (lacht).
Het leven stopt echt niet met kanker. Mijn omgeving reageert eigenlijk veel emotioneler dan ik. Zelf denk ik weinig aan mijn ziekte of sterven. Ik ben gewoon doorgegaan met leven: werken, sporten, reizen, genieten. Als mijn kanker morgen beslist terug te komen, kan ik dat niet veranderen, maar dan heb ik intussen een prachtig leven gehad.’