Ethicus Paulus Van Bortel doceert gezondheidsethiek en filosofie en is als onderzoeker verbonden aan de Universiteit Antwerpen, de Katholieke Universiteit Leuven en Lessius Hogeschool. Als lid van de ethische commissie van het UZA wordt hij enkele keren per jaar geconsulteerd over bepaalde ethische kwesties waar het ziekenhuis mee wordt geconfronteerd.
Hoe ziet u de rol van de medische ethiek evolueren?
Paulus Van Bortel: ‘Ik hoop dat er in de toekomst meer ruimte zal zijn voor ethische vragen. Vandaag worden ze te weinig gesteld. De techniek zit daar voor veel tussen. Techniek is niet neutraal, ze doet iets met ons. Met echografie bijvoorbeeld kunnen heel vroeg defecten bij een foetus worden vastgesteld. Op zich een goede zaak, maar het gevolg is dat een handicap bij de foetus een medische indicatie wordt die bijna vanzelfsprekend tot abortus leidt. De ethische vragen, over abortus, over het statuut van het embryo, over handicaps, over de kwaliteit van het leven … worden door die techniek niet meer gesteld.’
Intussen zijn toch veel ethische kwesties zoals abortus en euthanasie in wetten gegoten?
‘Inderdaad, maar ook wetten staan ethische vragen eigenlijk in de weg. Euthanasie is vandaag meer een medische dan een ethische kwestie geworden. Wetgeving verlaagt net als techniek bepaalde drempels. Dat heeft echter gevolgen. Door de echografie komen er minder gehandicapte kinderen op de wereld. In Nederland gaan er nu al stemmen op dat ouders die niet kiezen voor abortus bij handicap, dan zelf ook maar moeten opdraaien voor de extra kosten van zo’n gehandicapt kind … Als onze samenleving nog blijk geeft van enige solidariteit en generositeit dan is het wel in de zorg om personen met een handicap. Die zal dan verdwijnen, en met haar de ethiek.’
Uzelf hoopt dat het een andere richting uitgaat?
‘Het zal ervan afhangen of we onze maatschappij verder laten domineren door de economie of niet. Vroeger was de economie maar één sector in de maatschappij. In de jaren 80 heeft het neoliberalisme zijn intrede gedaan en is de mens in hoofdzaak een homo economicus geworden: iemand die rationele beslissingen neemt in zijn eigen belang. Dat maakt ons echter ook concurrenten van elkaar en doet de gemeenschap afbrokkelen. De manager is vandaag de dag het grote voorbeeld. Alles wordt gemanaged en vermarkt. Alles is economie.
De vrijheid van het neoliberalisme noem ik echter een negatieve vrijheid: totale vrijheid is immers onmogelijk voor de mens. Ik breek een lans voor een positieve vrijheid: een vrijheid die je wordt verleend door de gemeenschap. Je hebt de vrijheid je vrij te ontwikkelen, in dienst van de gemeenschap. Zoals een academicus de vrijheid krijgt onderzoek te doen in dienst van de wetenschap, of bijvoorbeeld zoals een orde van geneesheren samenwerkt aan een gemeenschappelijke zaak, met name de beroepseer. Gemeenschap en individu vullen elkaar dan aan. Natuurlijk willen we wel onze boterham verdienen, maar de prioriteiten liggen anders: mensen handelen in dienst van de maatschappij, vanuit waarden zoals kwaliteit of liefde voor het vak.’
Wat zou die waardenmaatschappij betekenen voor de medische ethiek?
‘Ik hoop dat we daardoor binnen tien, vijftien jaar weer meer waardering zullen hebben voor niet-economische belangen. In een positieve vrijheid zal er wel plaats zijn voor gehandicaptenzorg. En er zal ook weer meer ruimte zijn voor ethiek, die bovendien aandacht heeft voor de verschillende waarden van verschillende mensen en culturen. De paradox is dat er nog nooit zoveel over ethiek is gepraat als vandaag terwijl er tegelijk nog nooit zo weinig ruimte voor was.’
Welke nieuwe ethische kwesties ziet u in de toekomst opduiken?
‘Het tijdperk van de mens-machine komt eraan. De techniek wordt geïntegreerd in de mens. Vandaag zijn er al pacemakers en implantaten voor doven, maar ook neurale prothesen, die delen van het zenuwstelsel vervangen, zijn op komst. Dat schept een ander soort mens. Ook de nanotechnologie is in opmars: minieme robots die in staat zullen zijn om in ons lichaam cellen te herstellen. Kanker zou daardoor verdwijnen, maar we zouden ook niet meer ouder worden en zelfs niet meer sterven. En dan verandert alles. De grote vraag is of wij bereid zijn onze eindigheid op te geven. Die zorgt er immers voor dat wij iets van ons leven willen maken, er dus een zin aan geven. Onze menselijke conditie staat op het spel. We zijn nu al met zeven miljard mensen. Wat zal dat geven wanneer we onsterfelijk worden? Zullen we ons dan niet meer mogen voortplanten? Hebben we dan nog een toekomst? Zullen we nog moeite doen om daarin te investeren? Of zullen we ons oneindig doodvervelen? Ik ben zeker niet tegen de techniek, maar we moeten beseffen dat ze naast positieve ook negatieve effecten heeft. De ethiek moet de ruimte krijgen om die ambivalentie te bekijken en er een gepast evenwicht in te vinden. Het is hoog tijd dat we ons daar vragen over stellen.’