Hoe vind ik de weg naar de raadpleging? Moet ik betalen voor de parking? Waar neem ik de bus naar Antwerpen? Patiënten en bezoekers met vragen vinden snel de weg naar de grote balie in de inkomhal, die tussen 7 en 20 uur doorlopend bemand – of moeten we zeggen bevrouwd – is. Ook patiënten die binnenkomen voor een opname, melden zich eerst aan de balie. Een van de 18 onthaalmedewerksters is Linda Lathouwers, die al 15 jaar op de opnamedienst werkt.
Namiddagdrukte
‘Per week staat elke onthaalmedewerker maar een of twee dagen aan de balie, want we hebben nog andere taken’, legt Linda uit. ‘Er zitten telkens twee collega’s aan de inschrijvingsloketten waar de eigenlijke opname gebeurt, andere collega’s schrijven patiënten in voor de consultatie en nog iemand anders neemt de bedplanning op zich.’
Om 7 uur zit er niet zelden al een hele rij patiënten te wachten. Vooral tussen 13 en 16 uur kan het echter druk worden. De consultaties zijn dan nog volop aan de gang, patiënten melden zich aan voor een geplande opname of om een nieuwe opname te regelen en de eerste bezoekers druppelen binnen.
‘Gelukkig is er bijna de hele week ook een vrijwilliger op post die mensen opvangt en hen indien nodig naar de afdeling of de raadpleging begeleidt. Dat is een hele hulp’, zegt Linda.
Als het potje overkookt
Linda probeert altijd het hoofd koel te houden. ‘Met de jaren ben ik daar beter in geworden. Zelfs als er tien man staat te wachten, neem ik mijn tijd om iedereen zo goed mogelijk te helpen. Daar hebben de mensen recht op. Tenslotte zijn we als onthaalmedewerker ook het visitekaartje van het ziekenhuis.’
Een enkele keer wordt een patiënt kwaad omdat er iets niet naar zijn zin is. Linda: ‘Ik blijf dan rustig en laat de patiënt bekoelen. Leuk is zoiets niet, maar ik probeer het te begrijpen. Sommige mensen zijn al zenuwachtig voor ze hier binnenstappen en dan is er soms niet veel nodig om hun potje te doen overkoken.’
Een job aan het onthaal moet je liggen, vindt ze. ‘Je staat de hele dag in de kijker. Zelf doe ik het werk na al die jaren nog altijd doodgraag. Onlangs feliciteerde een dame me omdat ik temidden van alle drukte rustig en vriendelijk bleef. Zo’n compliment doet geweldig veel plezier. En er zijn ook de mensen die je bijblijven. Eén patiënt komt hier al van toen hij nog een peuter was en ik nog aan het inschrijvingsloket op de eerste verdieping werkte. Toen maakte ik er af en toe een praatje mee. Die jongen is nu al een eind in de twintig, maar steekt nog altijd vrolijk zijn hand op.’