Na drie uren reanimeren hielden alleen monsterdosissen medicatie en een batterij machines zijn levenloze lijf nog aan de gang. We hadden alles gedaan wat in de macht van de geneeskunde ligt, alle intellect in huis aan zijn bed verzameld. We waren vastbesloten geweest hem niet te verliezen, maar moesten weerloos aanschouwen hoe alles soms niet genoeg is.
Het voelt alsof ik in een verhaal ben terechtgekomen waaraan ik niet wil meeschrijven. Dit hoofdstuk had langer moeten duren. De bladzijde is nog te wit, het punt nog niet gezet. En te weten dat ik deze pen bijna acht jaar geleden zelf in handen heb genomen. Bij volle verstand gekozen voor deze pseudo-rotte job. Paradoxaal genoeg misschien, zonder enig spijt. Ik hoor het u al afvragen: wat drijft die witte weldoeners, wat bezielt hen en waarom? Zijn ze geroepen door de Heilige Florence, doordrongen van ridderlijke dienstbaarheid of behept met onvervalst altruïsme? Wellicht van alles een beetje.
Ik vraag me trouwens af of echt altruïsme - inzet voor anderen zonder enig eigenbelang - wel bestaat? Goed doen voor anderen kan immers op allerlei manieren in je eigen voordeel werken. Al is het maar om een goeie indruk te maken, je reputatie op te krikken, je geweten te sussen of – ik pleit schuldig – er ook iets aan te verdienen. Zelfs zeggen dat je wel blij wordt bij de gedachte dat iemand beter wordt van jouw hulp, is au fond een egoïstisch motief. Wat het ook zij, voor de hulpbehoevende maakt het niks uit of altruïsme wel bestaat of niet. Hier is de intentie even ondergeschikt aan het effect. De afloop van het verhaal belangrijker dan de plot. En wij, witte weldoeners, mogen aldoor meeschrijven aan menig happy end. Hoezo een rotjob?
Bart Paepen, verpleegkundige intensieve zorg