Interview met Paul van Aken, directeur patiëntenzorg in het UZA.
Almaar meer patiënten houden bij de keuze voor een ziekenhuis rekening met de inrichting van de kamers. Is luxe dan zo belangrijk?
Paul Van Aken, directeur patiëntenzorg: ‘Comfort en uitzicht van de kamer spelen inderdaad een belangrijke rol voor patiënten, het meest nog in de kraamafdeling. De inrichting van een kamer heeft echter niet alleen met luxe te maken. Eind jaren zeventig al toonden studies aan dat een aangename omgeving het genezingsproces bevordert.
Dat idee zit vervat in het Planetree-concept, een internationaal erkend zorgmodel dat de patiënt nadrukkelijk centraal stelt en veel aandacht heeft voor de zorgomgeving. Belangrijk zijn comfortabele en huiselijke kamers, met daglicht en het liefst ook zicht op groen. Almaar meer ziekenhuizen in de Verenigde Staten en Nederland richten zich naar dat model. In het UZA streven we bij renovatie of nieuwbouw altijd naar een aangename inrichting. Steriel wit heeft al lang plaats gemaakt voor warme tinten en houtmotieven.’
Nu al is er op elke kamer in het UZA toegang tot draadloos internet. Is er op het vlak van multimedia nog veel nieuws te verwachten?
Van Aken: ‘Het is vooral uitkijken naar de bedside terminals: touchscreens die via een arm uit het plafond komen en de patiënt individueel toegang verlenen tot televisie, radio en internet. Via dat scherm zou hij ook maaltijden kunnen kiezen, betaaltelevisie en –films aanvragen en bestellingen doen bij de winkel. Ook Skype en een webcam behoren tot de mogelijkheden. Verder zou de patiënt via zijn bedside terminal informatie kunnen raadplegen over zijn ziekte en behandeling. Ook het patiëntenoproepsysteem, het verpleegstersbelletje zeg maar, kan erin worden geïntegreerd. Een patiënt zou dan meteen kunnen aangeven wat hij wenst.’
Zijn die bedside terminals iets voor de nabije toekomst?
Van Aken: ‘In de nieuwe kamers wordt de bekabeling ervoor gelegd, maar wanneer ze er komen en in welke vorm, is nog niet beslist. Wel zijn er concrete plannen om de technologie in te schakelen op de kraamafdeling, voor moeders van wie het kindje op intensieve neonatale zorg ligt. Zij zullen hun baby permanent kunnen zien op een bedside terminal.’
Zullen kamers meer worden afgestemd op de zorgbehoefte van de patiënt?
Van Aken: ‘Eigenlijk is er meer een omgekeerde tendens. Nu heb je bijvoorbeeld nog de medium care, met kamers die een tussenstap zijn tussen intensieve zorg en een gewone afdeling. Maar in de toekomst willen we het aantal transfers tijdens een opname juist beperken, omdat transfers tijd kosten en soms een risico inhouden voor de patiënt. Daarom gaan we meer naar universele kamers, die afhankelijk van de noden met bepaalde monitors of apparatuur worden uitgerust.
Wat er wel zit aan te komen, zijn kamers voor extreem zwaarlijvige patiënten. In de Verenigde Staten telt elke ziekenhuisafdeling twee van die kamers, met bredere deuren, een ruimere douchedoorgang en een klassiek toilet in plaats van een hangmodel. Ook in het UZA zullen we op termijn minstens een aantal van die kamers moeten installeren. Nu al hebben we speciale bedden met een ingebouwd weegsysteem. Die kunnen tot 380 kilo aan.’
Zullen er ook meer eenpersoonskamers komen?
Van Aken: ‘Ja, want de vraag daarnaar stijgt, onder meer door het toenemende aantal hospitalisatieverzekeringen. Op onze bestaande afdelingen maken de eenpersoonskamers amper een derde van het totaal uit. Op termijn gaan we naar de helft eenpersoonskamers. De vierpersoonskamers verdwijnen.’
En de grootte van de kamers?
Van Aken: ‘Veel groter zullen de kamers niet worden. In het bestaande UZA-gebouw kan dat niet om praktische redenen, in de geplande nieuwbouw worden ze tot 20 % groter. Maar balzalen van kamers zullen wellicht nooit de norm worden. Grotere kamers betekent meer afstand afleggen voor de verpleegkundige, en daar zit niemand op te wachten. De kamer van de toekomst zal altijd een compromis moeten zijn tussen een comfortabele leefruimte voor de patiënt en een praktische werkruimte voor artsen en verpleegkundigen. Een moeilijke evenwichtsoefening.’