Het was bij wijze van inleefproject, om eens te voelen hoe dat is. Ik dacht eerst dat ik in een bed mocht liggen doen alsof ik ziek was, maar nee, ik zou verpleegster moeten spelen. Het was de dag van de verpleegkundige en daar wilden ze aandacht voor. Fantastisch gedacht, alleen werk ik in de week en in het weekend gaan de kinderen voor. Geen probleem, zeiden ze, wij werken ook ’s nachts. Dus werd ik nachtzuster. Voor één nacht.
Mijn gevoelens werden gemengder naarmate de bewuste nacht naderde. Enerzijds keek ik er erg naar uit. Mijn moeder is altijd verpleegster geweest en als kind mochten wij soms mee, op zondag, wanneer er geen operaties waren. Dan zette ze mijn zus en mij met kleurpotloden in een kamertje aan het eind van de gang, met een mooi overzicht op alles wat bewoog. Wij kwamen nooit aan kleuren toe. Wij keken. Hoe de witte schorten gedurig over en weer gingen. Niet druk, had mijn moeder gezegd, maar wat deden ze dan de hele tijd? Werken, zo bleek. Alleen was het anders nog drukker. Tegen elf uur arriveerde de soep en dan kregen wij ook een bordje. Twee, want ik ging er van uit dat ziekenhuissoep gezonder was dan andere soep. Ik blijf het geloven uit nostalgie.
Tegelijk zag ik ook zwaar op tegen de inleefnacht. Mijn eerste afspraak zou op spoed zijn. En ik kan niet tegen bloed. Ik draai al weg als er thuis één in zijn vinger snijdt. Ik ben ooit misselijk geworden van alleen maar een verhààl over een bloedneus. Flauwvallen op spoed was geen optie. Al zou het wel getuigen van veel inlevingsvermogen. In de praktijk viel het allemaal mee. De bewuste nacht bleek de rustigste in maanden. Er kwam alleen een gekneusde elleboog binnen en die kon ik aan, want die bloedde niet.
Omdat er weinig beweging was bij de patiënten, bewoog ik zelf. Van spoed naar heelkunde, van geriatrie naar pediatrie en van oncologie weer naar spoed. Wat mij opviel: zo veel vrouwen. Die allemaal zeiden dat het rustig was, maar wel constant in de weer waren. Hoe druk is het dan als het wél druk is? Vrouwen, alweer, die zeiden: ik werk liever ’s nachts, dan ben ik overdag thuis voor de kinderen. Of hoe we allemaal creatief zijn in het proberen combineren van werk en gezin. En op de vraag of ze dan navenant verdienden, was het antwoord: wat is een goed loon? De dankbaarheid van patiënten is me meer waard; het feit dat je mensen echt kunt helpen. Ze menen dat. Mijn moeder kon dat vroeger ook zo zeggen. Allemaal moeders, in zo’n ziekenhuis. Dat is een hele geruststelling, voor als je er ooit terechtkomt. En als je, zoals doorgaans in die dingen, niet te kiezen hebt.
Annemie Peeters