We ontmoeten Werner Jacobs enkele dagen na het drama in een Dendermondse crèche. Hij heeft hectische dagen achter de rug. Hij onderzocht als wetsdokter alle veertien slachtoffers en de dader. ‘Als forensisch patholoog probeer je aan de politie materiaal te leveren voor hun onderzoek. Je helpt hen om de feiten te reconstrueren.’
8.10 uur – Sporen van geweld
Ook vanmorgen begint zijn dag met enkele levende slachtoffers. ‘De helft van ons werk bestaat uit het onderzoek van levende slachtoffers van fysiek geweld, vaak intrafamiliaal geweld. Mishandelde kinderen of volwassenen, maar bijvoorbeeld ook slachtoffers van steekpartijen of verkrachting.’ Jacobs en zijn collega’s gaan die slachtoffers ook opzoeken in de ziekenhuizen waar ze worden binnengebracht, liefst zo snel mogelijk. ‘Als de chirurg bijvoorbeeld al een drain in een steekwond heeft gestoken, dan kun je uit de wonde maar weinig meer afleiden over het mes.’ Ook de verwondingen van daders worden onderzocht, aangezien ook dat een licht kan werpen op de gebeurtenissen.
10.30 uur – Maagbloeding of moord?
Na enkele consultaties en vele telefoontjes over lopende onderzoeken maakt Werner Jacobs zich klaar voor een autopsie. Gemiddeld duurt dat een uur of twee. ‘Per jaar doen we zo’n 250 lijkschouwingen. Het gaat dan om gewelddadige of verdachte overlijdens zoals drugsdoden. Voorts doen we ook lijkschouwingen in het kader van medische aansprakelijkheid.’
Jacobs wordt als wetsdokter ook ter plaatse geroepen. ‘Een typisch geval: de politie vindt een lijk in een grote plas bloed en roept ons erbij. Heel dikwijls gaat het dan echter om een maagbloeding. Ook klassiek, zeker in de grootstad, zijn lijken in staat van ontbinding. Mensen die wekenlang dood liggen in hun appartement, terwijl de conciërge briefjes uithangt dat iedereen zijn vuilzakken moet binnenhouden. Dan belt men ons op omdat niemand anders happig is om aan zo’n lijk te komen.’
Wat aan de dood vooraf ging
Bij een verdacht overlijden onderzoekt de patholoog ook het plaats-delict. ‘Wij zoeken niet naar vingerafdrukken en dergelijke, maar alle sporen die met het lijk te maken hebben – bloedspatten, speeksel, sperma – behandelen wij wel. Vaak tapen we slachtoffers op de plaats delict volledig in in kleeffolie. Sporen zoals vezels of verf blijven dan op de folie hangen.’
Lukt het altijd om een doodsoorzaak te vinden? ‘In 95% van de gevallen toch wel. Soms is de ontbinding echt te ver gevorderd of zijn er geen sporen, zoals bij hartritmestoornissen.’ Het gaat Jacobs echter ook om wat er zich vóór de dood heeft afgespeeld. ‘Soms kun je uit een wonde leren om wat voor wapen het gaat. Of iemand geslagen is met een baseballbat of een metalen staaf kan ik meestal niet zien. Maar als het een hamer was, gaat dat soms wel. Ook een steekwonde zegt soms iets over het lemmet.’ Een patholoog leest een lichaam. Het verhaal van een verdachte kan daaraan worden getoetst. ‘Wij zijn ook aanwezig bij reconstructies van misdaden. Als een verdachte zegt dat de messteek een ongeval was, kunnen wij zeggen of dat mogelijk is of niet. Daarom zijn we soms ook aanwezig bij verhoren van verdachten.’
Een anoniem lijk een naam geven
De forensisch patholoog krijgt ook geregeld anonieme lijken op zijn tafel. Dan zoekt hij ook naar elementen die kunnen helpen bij de identificatie. ‘Via vingerafdrukken, of aanwijzingen zoals een ring met een inscriptie. Ook gebitsgegevens of DNA kan helpen, maar dan moet je al een idee hebben over wie het gaat.’ Op tv ligt de identificatie van een lijk soms in onverwachte details. ‘Dat gebeurt, ja. Ooit heb ik iemand kunnen identificeren doordat hij eerder een hersenbloeding had gehad en er toen een stuk schedel was verwijderd. Dat lukt soms ook via het serienummer van tandprotheses of orthopedische protheses, of zelfs borstprotheses.’
13 uur – Speurtocht naar DNA
Na een korte middagpauze neemt Jacobs ons mee naar het DNA-labo, waar op dat moment met man en macht bewijsmateriaal uit de zaak-Kim De Gelder wordt ontleed. ‘Ons labo is een van de negen labo’s in België die DNA-onderzoek mogen uitvoeren voor justitie.’ Elke dag komt er van alles binnen: wapens, matrassen, stukken tapijt, kledij, breekijzers tot fietsen en achterbanken van auto’s toe. In het DNA-labo komen ook alle verkrachtingssets – een standaardset voor DNA-materiaal dat op het slachtoffer is gevonden – uit Antwerpen binnen, zo’n 100 à 150 per jaar.
‘Blikjes bier, sigarettenpeuken en dergelijke zijn natuurlijk een droom voor ons. Maar zolang het materiaal niet te lang nat is geweest, vinden we meestal nog DNA, zelfs jaren later. Vocht breekt DNA af. Zaken waarbij het slachtoffer in het water heeft gelegen, zijn voor ons de moeilijkste.’ Het UZA-labo bepaalt het DNA-profiel waarna er naar een match wordt gezocht in de nationale DNA-databanken van veroordeelden en van sporen die zijn aangetroffen bij delicten. ‘De wetgeving rond DNA is heel strikt en heel complex,’ zegt Jacobs. ‘Dat is goed voor de privacy, maar niet altijd even efficiënt voor een onderzoek.’
14 uur – Het onzichtbare papierwerk
Na onze tocht door het labo, wordt Werner Jacobs verwacht op een interne vergadering. En daarna wil hij aan zijn verslagen werken. Van alles wat hij doet, maakt de forensisch patholoog een verslag op. ‘Dat vertellen ze er ook niet bij op tv.’ Er kruipt veel tijd in, maar het is cruciaal want op basis van die verslagen kan iemand worden veroordeeld of niet.
Op assisenprocessen gaan de pathologen altijd persoonlijk getuigen. Jacobs doet dat zo’n twintig keer per jaar, zoals op het proces Hans Van Themsche en het proces rond buschauffeur Guido De Moor. Op het proces over de mishandeling en dood van de drie maanden oude Lorenzo Gils was het getuigenis van Jacobs cruciaal. De verwondingen van het jongetje stemden immers helemaal niet overeen met ‘de val’ die hij volgens de vader had gemaakt. ‘De politie voert het onderzoek, maar wij leveren soms een belangrijke bijdrage. En een paar keer per jaar zorgen wij zelfs voor een doorbraak. In een assisenzaak die in februari voorkwam, beweerde men oorspronkelijk dat het slachtoffer zelfmoord had gepleegd door met een hamer zijn eigen hoofd in te slaan. Wij hebben vrij makkelijk kunnen aantonen dat dat niet kon.’
20 uur – Velen voelen zich geroepen...
Rond 8 uur gaat Werner Jacobs meestal terug naar huis, om vaak weer opgeroepen te worden. ‘Ons werk speelt zich voor een derde ’s nachts en in het weekend af. Zeker tijdens verlengde weekends en feestdagen doen mensen elkaar vaak iets aan.’ Dat schrikt heel wat kandidaat-forensisch pathologen af. ‘Velen voelen zich geroepen, maar weinigen kunnen het aan. Je werkt niet alleen bij nacht en ontij. Het is ook altijd vuil, altijd smerig en het stinkt.’
Is voortdurend geconfronteerd worden met het slechtste in de mens, niet zwaar? ‘Ik heb daar weinig last van. Voor mij is een dood slachtoffer een object waar ik informatie uithaal. Of dat nu een volwassene, een kind of een baby is, voor mij is dat een moord die moet worden onderzocht.’ Nochtans had Jacobs ooit het plan om plastisch chirurg te worden. ‘Dan kon ik er mijn hoofd over breken of het nu best een B- of een C-cup zou worden, terwijl ik me nu afvraag of ik de nacht ga doorkomen zonder opgeroepen te worden om een ontbindend lijk open te snijden. Maar blijkbaar boeit dit detectivewerk mij meer.’