Hoogmoed en de val

Het gedacht dat jou niks kan overkomen: het heeft iets puberaals en tegelijk ook iets hoogmoedigs. En tegelijk is het des mensen...

En tegelijk is het des mensen, stel ik vast, zijn de wetten duidelijk maar lopen wij allemaal wel ‘s door het rood en gaan we er allemaal van uit dat we honderd worden. Anderen tachtig, maar u en ik, wij halen de honderd.

Het is des mensen, maar de ene heeft het erger dan de andere en in mijn familie zit het in de genen, denk ik. Mijn vader is er 77 en vast van plan om eeuwig te blijven leven. Ik heb ook altijd geloofd dat hij een goeie kans maakt, want hij loopt en fietst als een jongeman, uren per dag en uit schrik voor cholesterol eet hij nauwelijks kaas, drinkt hij amper alcohol en blijft hij al helemààl van de chocola af. Heelder dagen buiten, groenten uit de eigen moestuin, mager, getaand en zeer energiek. Ikzelf heb nooit het eeuwige leven geambieerd, maar onheil zou toch onverwacht en bruusk moeten komen, want ik word zelden ziek. Op dat soort ervaring baseer je verwachtingen: lang en gelukkig leven. Zo zitten wij in elkaar, mijn vader en ik. Puberaal kan je ‘t niet meer noemen, op onze leeftijd (ik ben er ook al 48). In ons geval moet het dus hoogmoed zijn.

Zo bleek ook. Mijn vader kreeg een jaar geleden kanker. Dat was een slag in ons en zijn gezicht want onverwacht én onverdiend; waarom net hij? Dat is een vraag die iedereen zich stelt op zo’n moment, veronderstel ik, maar hij had écht zijn meest gezonde best gedaan. Waar diende dat lopen dan toe en de buitenlucht en al dat goeie eten? Hij heeft vrienden die roken en drinken, en die krijgen niks. Niet eerlijk. Mijn vader ontkende, negeerde, aanvaardde, zag af, vocht en genas. Zo eerlijk is kanker weer wél: vaak krijg je een redelijke kans.

Ik, die zelden ziek word, ging opgelucht door met het leven. Opstaan elke dag om 5, racen naar Brussel, dossiers lezen, radio maken, vergaderen en voorbereiden, racen naar huis, kindjes, eten, huiswerk, toetsen, afwas, sporten, slapen, opstaan om vijf enzovoort enzovoort. Afgelopen zomer is gebeurd wat op een keer moest gebeuren: ik werd ziek. Niet erg, wel slopende klierkoorts: moe, uitgeput, afgemat en het ging maar niet over. Vakantie verprutst. Mezelf overschat. Het gaat nu beter maar het heeft verdomme lang geduurd.

Hoogmoed heeft één kwalijk kantje. Dat het altijd voor de val komt. Altijd. Wij weten dat nu ook, mijn vader en ik. Vroeger, na een zondag samen, als we afscheid namen, zegden we altijd: ‘hou je taai’, of zoiets stoers. ‘Goed werken’, kon hij ook wel zeggen. Vroeger: da’s nog maar een dik jaar geleden. Vóór de zorgen. Nu zeggen we: ‘zorg goed voor jezelf’. Dat is zoveel belangrijker.

Annemie Peeters

Aangemaakt op
Laatste update op