In de wachtzaal

Ik heb een heerlijke huisarts: drukbezet maar ik heb er nog nooit langer dan een kwartier in de wachtkamer gezeten. Ze werkt alleen op afspraak en kan perfect inschatten hoe veel tijd ze voor welke patiënt nodig heeft. Ze is efficiënt.

Ze is efficiënt. Je zit daarenboven altijd lekker alleen te wachten; de patiënt die voor je kwam, is bij de dokter. Die na jou moet nog komen. Niemand die jouw kant op zit te niezen. Dat is ook goed in tijden van griepepidemieën.

Dus was het raar dat er laatst toch iemand zat te wachten. Ik had een afspraak om vier uur en ik was goed op tijd, kwart voor vier, dus ik had nog net mijn voorganger het kabinet zien binnengaan en de voorvoorganger zien buitenkomen. Ik keek uit naar een kwartiertje in m’n eentje roddelblaadjes lezen. Maar in de wachtkamer zat nog volk: een moeder met een meisje van een jaar of vijf, mooi kindje, pijpenkrullen, Shirley Temple en ze lachte even lief.

Het kon zijn dat zij nog beter op tijd waren dan ik –  er zijn mensen die dat doen, een half uur op voorhand komen – maar van een moeder met een kindje vond ik het vreemd want kinderen kunnen geen half uur wachten, of alleen met veel gezeur. Dus vroeg ik hoe laat ze een afspraak hadden.

‘Wij hebben geen afspraak’, zei de mama, ‘Zij heeft buikpijn.’ ‘Zij’ was Shirley. ‘Ze kwam van school en haar buik deed pijn’, lichtte de mama toe. Een buik kan erg pijn doen, dat weten alle vrouwen.  Maar Shirley was te jong voor maandstonden en ze zag er ook niet uit alsof ze zat af te zien. Ze wiebelde vrolijk, kletste enthousiast, wou weten wat mij scheelde (‘Er moet een draadje van een dichtgenaaide wonde uit’, zei ik, en zij keek bewonderend en wou de wonde zien). Toen vroeg ze aan mama of het nog lang ging duren. ‘Nee’, zei de mama, ‘wij zijn de volgenden’.

Ik vond Shirley een alleraardigst kindje. Maar haar mama was een draak. En een voorkruiper. Zonder afspraak. Echt waar, in noodgevallen laat ik half Antwerpen voorgaan als het moet. Maar Shirley was géén noodgeval , zoveel was duidelijk. Shirley zei zelfs ‘O de buikpijn is over’, maar de mama suste: ‘Jamaar voor de zekerheid en we zijn zo aan de beurt’,  waarop ik haar een boze blik toewierp en Shirley zeurde ‘Ik heb honger’. 

Toen kwam mijn voorganger uit het dokterskabinet. Het was vier uur precies. De mama veerde recht. De dokter wierp een blik op Shirley, zag dat er niemand aan het doodgaan was en zei toen tegen de mama: ‘U moet nog even wachten’.
Ik had alleen te doen met Shirley. Met zo’n mama. En met honger.

Aangemaakt op
Laatste update op