Longkanker: gevecht op veel fronten

Na jaren van relatieve windstilte is de behandeling van longkanker opnieuw volop in beweging. Een gecombineerde therapie verhoogt de kans op genezing en dankzij gepersonaliseerde medicatie kunnen patiënten met uitzaaiingen soms nog jaren een kwaliteitsvol leven leiden. In het UZA wordt longkanker behandeld in het Multidisciplinair Oncologisch Centrum Antwerpen (MOCA). Nieuw zijn de multidisciplinaire raadpleging, een apart spreekuur voor patiënten die een second opinion willen en een palliatieve raadpleging.

Met meer dan 7.000 diagnoses per jaar is longkanker in België de tweede meest voorkomende kanker bij mannen en de derde bij vrouwen. Bij zowat 85% van de patiënten is er een duidelijk verband met roken. Bij de overige 15% is er soms een vermoedelijke oorzaak, zoals passief roken of een ongezonde werkomgeving. Erfelijke aanleg speelt bij minder dan een halve procent mee. Doordat roken lang een strikt mannelijke aangelegenheid was, bleef ook longkanker jarenlang een typische mannenziekte. Gaandeweg ontdekten echter ook vrouwen de sigaret. Daarvoor betalen zij nu, enkele decennia later, de prijs. In de Verenigde Staten zijn er zelfs al meer vrouwen met longkanker dan mannen. 

De genezingskansen zijn de voorbije jaren gestegen, al blijft de prognose somber. Vijf jaar na de diagnose is nog maar 15 à 16% van de patiënten in leven. Dat is weinig, maar toch meer dan in de jaren tachtig, toen minder dan 10% genas. 

Pas laat symptomen

De symptomen van longkanker, zoals kortademigheid, bloed ophoesten of een hardnekkige hoest, treden pas laat op. Voor de diagnose geeft de analyse van het verdachte weefsel de doorslag. 50 à 55% van de patiënten heeft bij de diagnose al uitzaaiingen. Een operatie is dan zinloos. ‘Ook bij de anderen is chirurgie lang niet altijd een optie’, zegt prof. dr. Paul Van Schil, diensthoofd thorax- en vaatheelkunde. ‘Niet zelden is de tumor te agressief of is de patiënt niet sterk genoeg om een operatie te doorstaan. Al bij al worden maar 3 op 10 patiënten geopereerd.’ 

Bij een kleine tumor volstaat het om een longkwab weg te nemen, bij een meer gevorderde kanker moet soms de hele long eruit. Van Schil: ‘Zelfs een longkwab wegnemen is al ingrijpend, omdat veel patiënten zware rokers zijn en een slechte longfunctie hebben. Daarom is er een tendens om bij erg kleine en weinig agressieve tumoren minder weefsel weg te nemen. Volgens de eerste studies geeft die aanpak goede resultaten.’ Aan de andere kant van het spectrum zijn er de heel zware ingrepen, waarbij naast een longkwab of long ook een deel van de ribben of een ander orgaan in de borstkas wordt weggenomen. Als het gezwel volledig kan worden verwijderd, krijgen velen vandaag ook chemotherapie om de kans op herval te verkleinen, vooral als er lymfeklieren zijn aangetast. 

Combinatiebehandeling verhoogt kansen

Steeds vaker wordt vandaag voor een combinatietherapie gekozen. De patiënt krijgt dan twee of drie behandelingen: meestal chemotherapie met radiotherapie of chirurgie, heel soms de drie samen. ‘Met een kortere behandelingsduur verhoogt de kans op genezing met 10%, maar de bijwerkingen zijn ook zwaarder. De uitdaging is om die bijwerkingen zo goed mogelijk onder controle te houden. Bouw je de therapie af, dan verkleint de kans op genezing’, zegt prof. dr. Jan Van Meerbeeck, coördinator thoraxoncologie. 

Bij een tumor van maximaal 2 of 3 centimeter is soms zogenaamde stereotactische radiotherapie een mogelijkheid. Door de bestralingszone heel precies af te bakenen is een erg hoge dosis radiotherapie mogelijk. Daardoor volstaan ook minder sessies dan de gebruikelijke 25 of 30. Als patiënten niet meer kunnen genezen, kan de kanker soms nog tijdelijk worden stopgezet met doelgerichte medicatie (zie ook dit artikel). 

Geen nodeloze belasting

In het UZA wordt longkanker multidisciplinair behandeld binnen het MOCA, het Multidisciplinair Oncologisch Centrum Antwerpen. Tijdens het multidisciplinair overleg komen de longarts-oncoloog, chirurg, radiotherapeut, medisch oncoloog, patholoog-anatoom, radioloog en nucleair geneeskundige samen tot een behandelingsplan. ‘Aansluitend is er dan een gezamenlijke raadpleging’, legt Van Meerbeeck uit. ‘De patiënt ziet dan tegelijkertijd twee of drie artsen: de longarts-oncoloog en daarnaast de radiotherapeut of chirurg, of soms de drie tegelijk. Dat heeft als voordeel dat de patiënt maar één keer moet komen en dat hij meteen alle informatie krijgt. Na afloop van de behandeling is er opnieuw zo’n gezamenlijke raadpleging.’

Er wordt altijd geprobeerd om de patiënt zo min mogelijk te belasten met ingrijpende procedures of onderzoeken. Zo is er sinds een aantal jaar een nieuwe techniek om de lymfeklieren rondom de longen op uitzaaiingen te controleren. ‘Als we een longtumor vinden en er op de scan geen verdere uitzaaiingen te zien zijn, is het belangrijk te weten of die lymfeklieren zijn aangetast of niet’, legt longkankerspecialiste dr. Birgitta Hiddinga uit. ‘Dat bepaalt sterk de behandeling. Tegenwoordig voeren we daarvoor een EBUS-bronchoscopie (Endo Bronchiale Ultra Sound) uit. Net als bij een gewone bronchoscopie voeren we dan via de keel een slangetje naar de luchtpijp, maar op de tip ervan zit een echokop. Zo kunnen we door het slijmvlies van de luchtwegen naar de klieren kijken en eventueel weefsel voor een biopsie afnemen.’ Het onderzoek duurt minder dan een uur en gebeurt onder lichte verdoving. ‘Vroeger deden we een kijkoperatie, wat meer belastend is’, zegt Hiddinga. 

Meer kansen dankzij studies

Een voordeel van een universitair ziekenhuis is dat de patiënt de gelegenheid heeft om aan een klinische studie deel te nemen en zo een nieuwe behandeling te krijgen. ‘Zo hebben we veel aanbiedingen van farmaceutische firma’s die een nieuw, doelgericht geneesmiddel aan het ontwikkelen zijn (zie ook dit artikel). Via die weg krijgen patiënten toegang tot medicatie die nog niet op de markt is. Bijna al onze patiënten komen in aanmerking voor een klinische studie in de loop van hun ziekte', zegt Van Meerbeeck.

Momenteel wordt ook veel verwacht van screening. Tot voor kort was dat geen optie omdat je de tumoren niet vroeg genoeg kon opsporen. In dat geval levert een screening weinig op. ‘Met de huidige CT-scans kun je echter al letsels van 6 millimeter opsporen en dan is screening wel nuttig’, zegt Van Meerbeeck. ‘Volgens recent Amerikaans onderzoek kun je de sterfte aan longkanker zo zelfs verlagen met 20%. Daarmee zou screening meer gewicht in de schaal werpen dan alle behandelingen samen. Qua doelgroep mikken we op mensen vanaf 45 jaar die minstens vijftien jaar hebben gerookt en last hebben van typische rokersziekten. Zo’n veralgemeende screening is in Europa nog niet voor morgen, maar de eerste besprekingen zijn aan de gang. ’

Aangemaakt op
Laatste update op