Behandeling van incontinentie: een geluk bij een ongeluk

Incontinentie wordt wel eens het allerlaatste taboe genoemd. Nochtans loont het om hulp te zoeken. ‘Volledige genezing lukt niet altijd, maar verbetering of ondersteuning is voor iedereen mogelijk.’

Ongewild urine- of stoelgangverlies kan op elke leeftijd toeslaan, maar komt vaker voor naarmate mensen ouder worden. Vrouwen worden veel vaker het slachtoffer dan mannen. Bij velen heeft dat te maken met een moeilijke bevalling, maar ook de menopauze en de natuurlijke structuur van hun bekkenbodem maken vrouwen kwetsbaarder. Niet toevallig bestaat het patiëntenpubliek van de Klein Bekken Kliniek voor zo’n 85 % uit vrouwen.

In de Klein Bekken Kliniek wordt de problematiek vanuit verschillende disciplines bekeken. Dat moet ook. ‘We beseffen meer dan ooit dat de organen van het kleine bekken sterk van elkaar afhankelijk zijn. Zo komen urine- en stoelgangverlies heel vaak samen voor. Je moet die organen dus absoluut tesamen bekijken’, zegt prof. dr. Jean-Jacques Wyndaele, diensthoofd urologie.

Urineverlies en stoelgangincontinentie

Bij urinaire incontinentie is er een onderscheid tussen stress- en aandrangincontinentie. De eerste vorm houdt in dat je urine verliest bij inspanningen als niezen, springen of hoesten. Bij vrouwen hangt dat vaak samen met een verzwakte bekkenbodem. In geval van aandrangincontinentie komt de drang om te plassen heel plots op en raken mensen niet tijdig op het toilet. Ongewild urineverlies zadelt mensen vaak met een enorm schaamtegevoel op en kan hun leven flink vergallen.

Dat geldt des te meer voor fecale of stoelgangincontinentie. ‘Zelfs als mensen maar af en toe een ongelukje hebben, ontstaat er vaak een grote angst. Ze gaan alleen nog ergens naartoe als ze weten waar het toilet is of, erger, sluiten zich thuis op’, zegt maag-darmspecialist dr. Heiko De Schepper. Bij actieve fecale incontinentie voelen mensen te laat een heel grote aandrang, met een ongelukje tot gevolg. Meestal is een verminderde gevoeligheid van de aars of een slechte sluitspierfunctie daarvan de oorzaak. Dat kan onder meer te maken hebben met ouderdom of, alweer, een traumatische bevalling. Bij passieve incontinentie merken mensen zelf niet dat ze stoelgang verliezen. ‘Dan is de incontinentie paradoxaal genoeg meestal een gevolg van constipatie: de darm raakt niet goed leeg, waardoor er op de duur spontaan stoelgangverlies is: zogenaamde overloopincontinentie’, legt De Schepper uit.

Op zoek naar de oorzaken

Bij ongewild urine- of stoelgangverlies wordt de diagnose in eerste instantie gesteld aan de hand van een lichamelijk onderzoek. In geval van fecale incontinentie wordt onder meer de druk in de sluitspier gecontroleerd. Met een echografie via de aars kan de arts afwijkingen als littekens en verzakkingen vaststellen.

Bij erg complexe of moeilijk te behandelen problemen is soms meer doorgedreven onderzoek nodig. ‘Zo kunnen we de werking van alle organen van het kleine bekken tegelijk in kaart brengen met een functionele MRI’, verduidelijkt Wyndaele. ‘Tijdens het onderzoek wordt de patiënt bijvoorbeeld gevraagd om even te persen, zodat we zien hoe de organen functioneren. Daarnaast bieden we elektrodiagnostiek aan, waarbij de werking van de zenuwen in het kleine bekken wordt nagegaan. Zo’n onderzoek is niet erg aangenaam, maar soms cruciaal, bijvoorbeeld om te weten of een operatie zinvol is.’

Van gezondere levensstijl tot kunstmatige sluitspier

De behandeling varieert naargelang het probleem en bestaat meestal uit meerdere onderdelen. Soms helpt medicatie. Andere patiënten moeten hun levensstijl aanpassen: denk maar aan voeding, overgewicht, beweging, overbelasting vermijden ... In geval van overloopincontinentie moet de patiënt zijn constipatie aanpakken. Bijna alle patiënten volgen ook bekkenbodemtherapie, hetzij om hun spieren te versterken, hetzij om hun bekkenbodem anders te leren gebruiken.

Soms is chirurgie de oplossing. Bij ongewild urineverlies volstaat vaak een eenvoudige ingreep, bijvoorbeeld om de blaas te vergroten, te verkleinen of te ondersteunen. Zowel bij urinaire als fecale incontinentie is het soms nodig om een verzakking te corrigeren. Een meer gesofisticeerde ingreep is sacrale neurostimulatie. In dat geval geeft een elektrode, gestuurd door een ingeplante pacemaker, impulsen aan de zenuwen in het heiligbeen. De ingreep biedt vaak een oplossing voor patiënten met aandrangincontinentie, incontinentie door een overactieve blaas of bij stoelgangincontinentie. Een voordeel is dat het een weinig ingrijpende techniek is.

Aan het eind van het spectrum zijn er ingewikkelde ingrepen als het plaatsen van een kunstmatige sluitspier rond de blaas of de aars. ‘Bij fecale incontinentie kunnen we een soort van opblaasbare plastiek ring rondom de endeldarm plaatsen. Via een eenvoudig ingeplant pompsysteem kunnen patiënten de ring aflaten als ze stoelgang moeten maken’, zegt abdominaal chirurg dr. Lee Balliu. ‘Bij anderen creëren we een sluitspier met behulp van een spier uit het been. Via een ingeplante pacemaker wordt die gestimuleerd zodat ze voortdurend opgespannen blijft. Met een afstandsbediening kan de patiënt die stimulatie onderbreken om stoelgang te maken.’

‘Doe mij maar een stoma’

Bij ongewild stoelgangverlies is een enkele keer een stoma de enige goede oplossing. Balliu: ‘Dat schrikt mensen af, maar ook patiënten met een stoma hebben vaak een uitstekende levenskwaliteit. Tegenwoordig zie ik zelfs mensen die geen ingewikkelde ingrepen willen, maar zelf om een stoma vragen. Dan is het probleem ineens opgelost.’

De Klein Bekken Kliniek kan lang niet iedereen volledig genezen, maar bij 75 tot 80 % is er minstens aanzienlijke verbetering. ‘En hulp is voor iedereen mogelijk’, beklemtoont Wyndaele. ‘Ook als we het urine- of stoelgangverlies niet onder controle krijgen, kunnen mensen mits begeleiding sterk aan levenskwaliteit winnen. De incontinentieverpleegkundige kan hen bijvoorbeeld helpen bij de zoektocht naar geschikt opvangmateriaal. Ook eenvoudige aanpassingen als een bereikbaarder toilet kunnen het verschil maken.’

De eerste stap is echter aan de patiënt: praten over zijn probleem en hulp zoeken. ‘Mensen moeten beseffen dat ze zeker niet alleen zijn en dat er altijd iets aan incontinentie te doen is, op elke leeftijd’, besluit De Schepper.

Aangemaakt op
Laatste update op